Red Riding: In the Year of Our Lord 1980 (2009)

Regie: James Marsh | 93 minuten | drama, misdaad | Acteurs: Warren Clarke, Paddy Considine, James Fox, David Calder, Nicholas Woodeson, Ron Cook, Maxine Peake, Tony Pitts, Jim Carter, David Morrissey, Eddie Marsan, Sean Harris, Tony Mooney, Shaun Dooley, Ken Oxtoby, Lesley Sharp, Peter Mullan, Robert Sheehan, Joseph Mawle, James Weaver

Red Riding is een filmtrilogie, gebaseerd op het gelijknamige kwartet boeken van de Britse schrijver David Peace. Met tussenpozen van drie jaar wordt in de boeken een beeld geschetst van een door en door corrupt politieapparaat in West-Yorkshire, in het noorden van Engeland, gedurende de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw. Hoewel deels gebaseerd op feiten, betreft het geheel een fictieve representatie van hoe Peace zelf zich zijn jeugd in Yorkshire herinnert. De trilogie is gemaakt voor de Britse tv-zender Channel 4, die hem in 2009 voor het eerst heeft uitgezonden. ‘In the Year of Our Lord 1980’ is het tweede deel.

Deze film is voor een groot deel opgehangen aan de zoektocht naar de befaamde seriemoordenaar The Yorkshire Ripper. Dit is een bestaande zaak, maar voor de gelegenheid heeft schrijver David Peace zijn eigen invulling eraan gegeven. Het gegeven dat er in de loop van een aantal jaren prostituees verminkt en vermoord worden, is overgenomen van de werkelijke zaak. Maar personen en situaties zijn gefictionaliseerd, met uitzondering van de Ripper zelf, die een treffende gelijkenis vertoont met officiële politiefoto’s.

De zaak van de Yorkshire Ripper speelt echter hoofdzakelijk op de achtergrond en dient enkel als middel om rechercheur Peter Hunter (Paddy Considine) van Manchester naar Yorkshire te halen, om de zaak nog eens flink open te breken. Hunter heeft nare herinneringen aan het Engelse plaatsje en de lokale politie, omdat hij jaren eerder een onderzoek heeft geleid naar de moord op vastgoedmagnaat John Dawson, waarbij twee agenten gewond zijn geraakt. Destijds werd hij voor zijn gevoel sterk tegengewerkt door de politie van Yorkshire en hij heeft de zaak nooit bevredigend kunnen afronden.

Voor wie de climax van ‘1974’ niet heeft gezien, is de film waarschijnlijk nog wel redelijk te begrijpen, maar hij is vele malen interessanter mét de voorkennis uit de eerste film. Bepaalde personages die in dat deel nog een kleine bijrol hadden, worden nu ineens als belangrijke pionnen naar voren geschoven. Vooral Sean Harris als de nare agent Bob Craven valt hierin positief op. Leek hij in het eerste deel een simpel hulpje, nu wordt zijn eigen agenda en daarmee zijn betrokkenheid in de corruptie, des te duidelijker. Maar ook de overige korpsleden worden verder uitgewerkt, waardoor het schandaal steeds grotere proporties begint te krijgen.

Hoewel door iemand anders geregisseerd (James Marsh in dit geval), kent ‘1980’ eenzelfde mistroostige sfeer als de eerste film. Waar je in dat deel tenminste nog het idee krijgt dat tenminste een paar figuren de corruptiedans ontspringen, lijkt het gezwel in dit middelste deel heel Yorkshire te omvatten. Is het vreemd dat een toprechercheur als Hunter zich relatief makkelijk in de luren laat leggen? Ja en nee. Hij wordt aan alle kanten bedreigd en geïntimideerd, waardoor hij zijn hoofd er misschien niet helemaal bij heeft. Toch geldt ook voor deze film dat de psychologisering van de karakters best wat meer aandacht had mogen krijgen.

Wouter de Boer