Sauve qui peut (la vie) – Slow Motion (1980)

Regie: Jean-Luc Godard | 87 minuten | drama | Acteurs: Isabelle Huppert, Jacques Dutronc, Nathalie Baye, Roland Amstutz, Cécile Tanner, Anna Baldaccini, Roger Jendly, Fred Personne, Nicole Jacquet, Dore De Rosa, Monique Barscha, Michel Cassagne, Paule Muret, Catherine Freiburghaus, Bernard Cazassus

Een film van Jean-Luc Godard is altijd een bijzondere belevenis. Of het nu om de lichtelijk disoriënterende jump-cuts in zijn nouvelle vague klassieker ‘À bout de souffle’ gaat, of zijn ongewone camerastandpunten en filosofische bespiegelingen in ‘Vivre sa vie’, een conventionele kijkervaring zijn z’n films vrijwel nooit. Al is ‘Sauve qui peut (la vie)’ binnen het oeuvre van Godard een betrekkelijk toegankelijk werkje. Het was weer zijn eerste bioscoopfilm sinds ruim tien jaar – waarin hij onder andere met video en documentaires had geëxperimenteerd – en typeerde de release daarom als zijn “tweede eerste film”. Voor de toeschouwer is het in ieder geval geen gek idee om dit werk als kennismaking met Godard te gebruiken.

In de film ontmoeten we drie personages die in een verandering in hun leven zitten of op het punt staan deze door te voeren. Één van hen is t.v.-regisseur Paul Godard (Jacques Dutronc), wiens naam het waarschijnlijk maakt dat hij voor een deel de persoonlijkheid van Jean-Luc Godard zélf weerspiegelt. Paul vertelt in een onthullende scène voor de klas dat hij regisseert om zichzelf bezig te houden. Hij doet het omdat hij bang is om niets te doen. Het werk waar Isabelle Rivière zich mee bezig houdt – prostitutie – is ook niet iets wat ze doet uit volle overtuiging, maar is slechts een middel om haar positie te verbeteren; ze wil namelijk eigen woonruimte vinden. Toch is het haar zelfs met dit vernederende werk niet gegund om geheel onafhankelijk geld te verdienen. Door een pooier-in-spé wordt haar duidelijk gemaakt dat niemand hierin vrij is, en dat commercie en hiërarchie – centrale thema’s in de film – zelfs op haar druk uitoefenen. Kortom, ze dient de helft van haar inkomsten af te staan aan haar uitbuiters.

Ondanks haar denigrerende werk en intimidaties van pooiers wordt Isabelle niet angstig of labiel. Ze ondergaat het allemaal met een air van acceptatie, van superioriteit bijna. Alsof zij als enige snapt hoe de wereld in elkaar zit, en of niet de mensen om haar heen, maar zij zelf de touwtjes in handen heeft en de absolute controle heeft over haar eigen lot. Geweldig geportretteerd door Isabelle Huppert, waarbij lichte emoties, maar vooral subtiele gedachten van haar gezicht zijn af te lezen, is Isabelle Rivière waarschijnlijk het krachtigste personage van de film. Niets lijkt haar te raken. Zelfs wanneer ze bruut een auto wordt in gesleurd of voor een klant moet figureren in een bizarre seksuele “ketting” met een ander hoertje en een kantoorbediende, lijkt ze alles met een schampere lach te beschouwen in plaats van zich zelf erin mee te laten gaan. Een intrigerend personage.

Paul heeft een af-en-aan relatie met collega Denise Rimbaud – een mooie, regelmatig met introspectieve close-ups in beeld gebrachte Nathalie Baye – , die af wil van haar flatje in de stad en (misschien) een boek wil schrijven op het platteland. Volgens Paul is het alleen maar vluchtgedrag en zal ze buiten de stad niet ineens gelukkig worden. Eigenlijk wil iedereen iets anders, en werkt hiernaartoe, maar niemand bereikt de verandering uiteindelijk. Deze toestand van statische mobiliteit komt terug in de Amerikaanse titel van de film, te weten ‘Slow Motion’. Visueel gezien wordt dit weergegeven door middel van enkele series langzame stop motion beelden, die belangrijke acties of gedachten uitvergroten – zoals Denise die een vrouw geslagen ziet worden.

Maar Godard doet nog meer interessants met de vorm van de film, waaronder het gebruik van muziek. Meteen al in het begin zien we Godard in zijn hotelkamer zitten, terwijl vanuit de aangrenzende kamer een aria klinkt. Waarschijnlijk de radio of platenspeler die te hard aan staat. Hoezeer Godard ook op de wand bonst, de muziek wordt niet gestaakt. Even later zien we Godard, als we goed kijken, in een totaalshot met de roltrap naar beneden gaan. Dat wil zeggen, als we niet afgeleid worden door de operastem van zojuist. Want het blijkt een onverstoorbare, zingende dame te zijn die de bron van het geluid is en nu kalm zingend van de trap afkomt. Een interessant zoek- en luisterplaatje. En dan komt er af en toe een moment in de film voor, waarin een personage muziek hoort, of denkt te horen terwijl niemand om haar heen (inclusief de toeschouwer) deze ook hoort.

‘Sauve qui peut (la vie)’ is een aantrekkelijke mengeling van vorm, thematiek, en karakterstudie, die betrekkelijk luchtig is (ondanks zware onderwerpen) maar toch tot nadenken stemt. Je kunt hier zowaar spreken van een publieksvriendelijke Godard.

Bart Rietvink