Shanghai Blues – Shang Hai zhi yen (1984)

Regie: Hark Tsui | 103 minuten | komedie, musical | Acteurs : Kenny Bee, Sylvia Chang, Sally Yeh

Shanghai, 1937. Componist en muzikant Tung Kwok-Man (Kenny Bee) ontmoet tijdens de Japanse aanval op Shanghai een zekere Shu-Shu (Sylvia Chang). Samen schuilen ze onder een brug tijdens het heftige bombardement, maar vanwege de duisternis kunnen ze elkaar niet zien. Wel vertellen ze elkaar allerlei persoonlijke dingen. Tung Kwok-Man is vast van plan om dienst te nemen en als zegevierend militair naar Shanghai terug te keren. Shu-Shu ziet in de verte de wijk waaruit ze afkomstig is in vlammen opgaan. Als de aanval is geluwd, spreken ze af om elkaar ooit weer onder dezelfde brug te ontmoeten, hopelijk onder gunstigere omstandigheden.

Tien jaar later keert Tung Kwok-Man inderdaad terug naar de stad. Een van de eerste dingen die hij doet, is naar de bewuste brug gaan om te kijken of dat meisje er misschien is, zoals ze tien jaar daarvoor hebben afgesproken. Maar hij treft er louter verpauperde ex-militairen aan die daar hun kamp hebben opgeslagen. Dringend om inkomsten verlegen, strijkt Tung Kwok-Man neer op een onbewoonde zolderverdieping. Zonder dat hij het weet, is het uitgerekend Shu-Shu die onder hem woont. Shu-Shu is nachtclubzangeres en danseres geworden, niet iets waarvan ze ooit had gedacht dat te zullen gaan doen, maar ze heeft zo in ieder geval onderdak en een inkomen. Vlak voordat Tung Kwok-Man boven haar is komen wonen, heeft Shu-Shu uit medelijden een meisje (Sally Yeh) in huis genomen dat verder niemand kent in Shanghai en ook nog eens beroofd is van al haar geld. Dit meisje wordt tot over haar oren verliefd op de bovenbuurman, een verliefdheid die naarmate het verhaal vordert voor steeds meer complicaties zorgt.

‘Shanghai Blues’ is een Chinese versie van een ouderwetse Hollywood screwball komedie, zelfs de vreemde, bijna namaak kleuren doen aan een oude productie denken en dat is zeker niet negatief bedoeld. Prachtig zijn de scènes in de nachtclub met zoete, maar erg aansprekende liedjes en fraaie jurken voor mooie vrouwen. De verwikkelingen in de film zijn haast aandoenlijk primitief, kluchtig waarbij het enige nadeel is dat er met name door Sally Yeh wel erg veel wordt geschreeuwd, op een gegeven moment wordt dat een tikkeltje vermoeiend. Maar wat overheerst is het spelplezier van de acteurs die het romantische verhaal zo smakelijk mogelijk voor het voetlicht brengen.

Wat de film boven het niveau van een platte klucht op het witte doek uit tilt, is de sfeer van naoorlogs Shanghai. Op een niet dramatische, komische, maar niettemin geloofwaardige manier wordt het beeld geschetst van een samenleving waarin mensen de meest bizarre dingen moeten doen om aan geld en dus aan eten te komen. Als je geen werk hebt, geen vrienden, familie noch de goede connecties, heb je geen onderdak en niets om te eten. Proberen om aan je dromen en je ideeën over je eigen waardigheid vast te houden levert niks concreets op in de strijd om het dagelijkse bestaan. Het voordeel in dit Shanghai op dat moment is echter dat bijna iedereen in hetzelfde schuitje zit, wat voor een ontroerende saamhorigheid en begrip voor andermans leed zorgt.

Diana Tjin-A Cheong