Shoah (1985)

Regie: Claude Lanzmann | 550 minuten | drama, oorlog, documentaire

Hoe ga je te werk als je de meest onbeschrijflijke, onvoorstelbare tragedie uit de vorige eeuw wilt weergeven op film? Hoe kun je rechtdoen aan het lot van al die miljoenen mensen die systematisch zijn vernietigd door de nazi’s in de Tweede Wereldoorlog? Het is eigenlijk niet te doen. ‘Schindler’s List’ is de film die velen op het netvlies hebben als ze denken aan de gruwelen uit die afgrijselijke periode, maar het is de vraag in hoeverre dit relaas zelfs maar een begin is van een begrijpelijke representatie van de holocaust. Zoals filmmaker Stanley Kubrick opmerkte: “de holocaust ging over zes miljoen mensen die stierven, ‘Schindler’s List’ over enkele honderden die het overleefden.” Enerzijds een terechte kritiek, anderzijds een wat zinloze, aangezien het in geen enkele film mogelijk is om de gigantische schaal van de holocaust, de mate van de gruwelijkheid ervan, en de intensiteit of juist genuanceerdheid van de gevoelens van de betrokkenen te verbeelden. Het is niet eens mogelijk om dit alles als mens te bevatten. Hoewel het misschien juist Kubricks punt is dat je hier niet eens aan moet beginnen, lijkt een dergelijke filosofie ook neer te komen op een filmisch doodzwijgen van het onderwerp (tenzij er duidelijk niet gepoogd wordt om deze periode in een alomvattende manier te verbeelden of te begrijpen). Terwijl de verhalen in ‘Shoah’ juist laten zien hoe belangrijk een overlevering van het gebeurde is. Zoals een Tsjechische jood in zijn in het crematorium van Auschwitz te werk gestelde landgenoot op het hart drukte toen deze zich uit wanhoop tezamen met zijn kameraden wilde laten vergassen: “Dat zou een zinloze daad zijn. Jij moet getuigenis doen van ons lijden hier. De wereld moet weten wat hier gebeurd is”. Claude Lanzmanns ‘Shoah’ vervult precies deze rol. Het is een ruim negen uur durende getuigenis van het onrecht, het lijden, en van de gruwelijke systematiek van de Endlösung.

Waar Alain Resnais’ documentaire ‘Nuit et Brouillard’ zich bijna uitsluitend bediende van archiefbeelden om de gruwelen van de holocaust weer te geven, richt ‘Shoah’ zich op de overlevenden en hun verhalen, begeleid met nieuw geschoten beelden van de vernietigingskampen en relevante locaties. En dat werkt prima. Zo heb je als kijker genoeg aan beelden van het zandweggetje waar – in een verhaal van één van de overlevenden – een vergassingswagen overheen reed, om je de gruwelijke momenten die zich hier afspeelden levendig te kunnen voorstellen; in dit geval een vrachtwagen die uit de bocht slipte, waardoor er verschillende halfvergaste joden uit de wagen vielen, die vervolgens, na eerst even verder te zijn gekropen, door SS-ers door hun hoofd werden geschoten en weer in de wagen werden gekieperd. En wanneer Lanzmann zijn camera over het spoor van Auschwitz laat glijden, en dit concentratiekamp steeds naderbij komt, lopen de rillingen de kijker over de rug, vooral omdat dit shot vooraf wordt gegaan door vreselijke verhalen van de slachtoffers aldaar. Het is alsof de toeschouwer zelf even gedwongen wordt in de huid te kruipen van deze mensen.

De getuigenissen nemen verschillende vormen aan. Uiteraard komen er emotionele verhalen naar boven van slachtoffers, maar soms zijn de vertellingen heel zakelijk, bijvoorbeeld wanneer een kampopzichter rustig en gedetailleerd alle omstandigheden in kamp Treblinka uit de doeken doet, met behulp van een plattegrond en aanwijsstok. Ook al gaat het hier om een (ex-)nazi en is het hierdoor verachtelijk om hem hier überhaupt in vrijheid over te zien praten, het is gek genoeg minder kwaadmakend dan het horen van de getuigenissen van de Polen die in de buurt van het kamp Treblinka werkten. Wat vooral irriteert is de lacherige manier waarop sommigen vertellen over die tijd en over het gebaar dat ze maakten dat ze maakten naar de inzittenden van de treinen – namelijk dat van een keel die wordt doorgesneden – naar eigen zeggen om de joden te waarschuwen. Nog sluimerend of levend antisemitisme onder de Polen is een element dat Lanzmann soms expliciet opzoekt, niet altijd op even gepaste manier. Wanneer hij enkele Polen in Grabov interviewt, waar nu de joodse gemeenschap in zijn geheel verdwenen is, komt hij een man tegen die zich kritisch uitlaat over de joden, door te stellen dat ze onbetrouwbaar waren. Het is logisch dat Lanzmann hier wat verder op doorgaat, maar wanneer hij even later een stel goedgeluimde vrouwen spreekt – ondermeer over de aantrekkelijke joodse vrouwen van vroeger, waar de Poolse dames nu geen concurrentie van ondervinden – wordt het wat ongemakkelijk. Hij brengt de vrouwen onnodig in verlegenheid door te vragen of ze het beter hebben – en blij zijn – nu de joden weg zijn. Toch is het over het algemeen te prijzen dat hij de moeilijke vragen of aspecten niet uit de weg gaat en de mensen voor de camera niet altijd met fluwelen handschoenen behandelt.

Zijn doorzettingsvermogen in het naar boven krijgen van de gewilde antwoorden of verhalen levert soms erg indrukwekkende momenten op. Zoals in het geval van de kapper die na lange tijd betrekkelijk nonchalant over zijn ervaringen te hebben verteld, ineens een breekpunt bereikt bij zijn anekdote over een collega. Het was zijn werk om de mensen in het kamp (in naakte toestand) te knippen voordat ze vergast werden. Maar hij mocht ze niet over hun lot inlichten. Toen zijn collega echter ineens diens vrouw en kinderen in zijn stoel kreeg, kon deze zijn emoties nauwelijks onder bedwang houden. Net als de vertellende kapper in Lanzmanns documentaire. Lange tijd blijft het stil wanneer hij bij dit punt aankomt, maar Lanzmann verzekert hem dat hij hier echt doorheen moet. Na nog een moment van stilte herpakt hij zich en vertelt hoe zijn collega de knipbeurt van zijn vrouw en kinderen zo lang mogelijk oprekte, en ze nog even langer probeerde vast te houden omdat hij wist dat hij ze nooit meer zou zien.

Deze momenten laten eens te meer zien, dat zo’n ervaring nooit weg te bannen is uit je geheugen en gevoelsleven, maar dat velen dit wel moeten proberen om door te kunnen leven. Erg tekenend is in dit geval de man die vroeger belast was met het begraven van de lijken en die nu continu een glimlach op zijn gezicht heeft – een glimlach die overduidelijk is bedoeld om de pijn in zijn hart te verbergen. Lange tijd slaagt hij erin zich groot te houden, maar wanneer hij vertelt over het moment dat hij de dode lichamen van zijn vrouw en dochters moest begraven, barst hij in tranen uit. Het is een ongekend traumatische ervaring en zijn (over)leven is meer een vloek dan een zegen. Hij had op dat bewuste moment gesmeekt om met zijn gezin begraven te worden, maar de nazi’s weigerden omdat ze hem nog konden gebruiken.

Naast de persoonlijke verhalen van de betrokkenen, is Lanzmann erg geïnteresseerd in het overbrengen en bewijzen van de schaal van de Endlösung, wellicht in een poging om revisionisten – of holocaustontkenners – voorgoed de mond te snoeren. Er worden documenten getoond waarin precies te zien is hoeveel treinen er naar Auschwitz gingen, hoe snel ze daar weer weggingen, en dat ze volkomen leeg teruggingen. Er wordt nergens gerept over de exacte inhoud van de treinen of het doel, maar duidelijk is dat het om vernietigingstransporten gaat. Terwijl verantwoordelijken doen alsof ze van niets doen, zoals de man belast met het plannen van de dienstregeling, die ineens heel veel “bijzondere” transporten te verwerken kreeg. Hij wist dat er joden aan boord zaten, maar – zogenaamd – niet waarom of wat er in Auschwitz of Treblinka met ze gebeurde. Het is moeilijk te accepteren dat hij inderdaad van niets wist, ook al zijn er nergens officiële documenten te vinden woorden als “moord” of “vernietiging” worden vermeld.

Het feit dat er nergens expliciet door de nazi’s vermeld werd wat de Endlösung precies moest inhouden, en er nergens werd gezegd wat er in de kampen gebeurde, is het bewijzen van de vernietigingen zo lastig. En dit was uiteraard precies de bedoeling. De slachtoffers die begraven moesten worden, mochten bijvoorbeeld niet met deze term of het woord “lijken” worden aangeduid, maar moesten “figuren” worden genoemd. Daarnaast valt op hoe zakelijk de nazi’s de vernietigingen uitvoerden, waarbij iedere emotie of teken van menselijkheid achterwege werd gelaten.

Het is indrukwekkend en informatief materiaal dat Lanzmann presenteert, en als kijker zit je vaak met open mond of met tranen in de ogen de film te bekijken, maar wellicht had de regisseur hier en daar voor economischer oplossingen kunnen kiezen. Het lijkt bijna heiligschennis te suggereren dat sommige getuigenissen weggelaten hadden kunnen worden, maar Lanzmann heeft enkele honderden uren aan materiaal verzameld, en zijn documentaire had dus nog wel uren langer kunnen duren. De punten die Lanzmann met de film wilde maken en de emoties die hij wilde overbrengen had hij ook met een kortere speelduur kunnen bereiken. Daarnaast had de filmmaker ook tijd kunnen besparen door, in zijn interviews met de Polen, de ondervraagden direct te vertalen, en niet eerst te wachten op zijn tolk. Voor de kijker zou het in ieder geval interessanter zijn geweest om direct de persoon in kwestie te kunnen begrijpen wanneer deze aan het vertellen is.

Dit zijn echter kleine bezwaren die uiteindelijk weinig gewicht hebben in de overweldigende documentaire ‘Shoah’. Een documentaire die misschien het beste in twee gedeeltes bekeken kan worden, maar die keer op keer de kijker weet te verbazen en te raken, op een ongekend intense manier. ‘Shoah’ is een noodzakelijk en onuitwisbaar document over een onvoorstelbare tragedie.

Bart Rietvink