Skunk (2023)

Recensie Skunk CinemagazineRegie: Koen Mortier | 108 minuten | drama | Acteurs: Thibaud Dooms, Nathali Broods, Boris van Severen, Dirk Roofthooft, Soufian Farih, Colin van Eckhout, Sarah van Deursen, Sem Cuypers

Weer doet de Belgische filmmaker Koen Mortier zijn reputatie eer aan. Het werk van de Gaspar Noé van de lage landen kan nog steeds als een granaat inslaan. De scherven vliegen in het rond en doorklieven alles wat maar op hun pad durft te komen. Je gezichtsuitdrukking na de film zal staan alsof je te dicht bij het nieuwsjaarvuurwerk hebt gedanst. Smeulend ruik je jezelf. Nee, subtiliteit staat niet in Mortiers woordenboek, wel gevoel(igheid) met een West-Vlaamse tongval. ‘Skunk’ is een sociaal georiënteerde punkfilm waarin er soms geen onderscheid te maken is tussen rauwe fantasie en fanatisch realisme.

De stille Liam, gespeeld of beter gezegd intens belichaamd door Thibaut Dooms (categorie – die moet vaker op het grote doek), groeit op in een gezin waarin de voertaal geweld is. Zijn ouders zijn junks en vader (Colin H. van Eeckhout, Ninja van Die Antwoord is er kinderspel bij) prostitueert zijn moeder (Sarah Vandeuren oftewel Trainspotting 3.0) voor onder meer gangbang feestjes. Van jongs af aan mishandelen de twee Liam. Misschien gewoonweg omdat hij er als laatste bij kwam en de kleinste is. Als de twee onvoorspelbare volwassenen Liam weer eens niet moeten, sluiten ze hem op in de kelder (onderdeel van een afgelegen boerderijhoeve die niet zou misstaan in een horrorfilm). Dit wordt zowel Liams privégevangenis, hij moet naar boven als de kinderbescherming komt buurten, als zijn veilige plek tegen de gewelddadige uitspattingen van zijn door gesnoven verwekkers.

Als je het voorgaande leest, kan het goed zijn dat je al niks meer van de film moet hebben. Geef het toch een kans. Het is minder grof en nihilistisch dan Mortiers ‘Ex-Drummer’ (2006), naar een boek van de Vlaamse schokknuffelbeer Herman Brusselmans, en heeft een stevigere grip op de complexe gevoelens rondom zijn onderwerp dan ‘22 Mei’ (2010), over een dag in het leven van een terroristische aanslag.

Ook school biedt enigszins een veilige haven voor Liam. Alleen daar gaat het steeds vaker mis. Zonder enige reden poept hij zich onder (later zegt hij daarover dat iedereen hem dan tenminste met rust laat) en gaan zijn leerprestaties snel achteruit. Intussen probeert de sociale dienst hem uit huis te laten plaatsen vanwege duidelijke signalen. Vaak mislukt dit omdat zijn moeder het gooit op ongelukjes of op de volgens haar aangeboren incompetentie van Liam.

Na de zoveelste zielverwondende confrontatie tussen de inmiddels tiener en zijn ouders, sleurt de politie hem uit huis en plaatst de staat hem in een jeugdinstelling. Daar komt Liam voorzichtig tot rust onder de moederlijke veren van Pauline (Natali Broods in een gewaagde rol die ze met verve ondergaat) en de vaderlijke Jos (wat kan en doet Dirk Roofhooft niet) en de broederlijke David (Boris van Severen). Liam doet zijn best om een uitweg uit de misère te vinden maar voor de getraumatiseerde jongeman is er nog een lange en pijnlijke weg te gaan want de instelling is een wetteloze jungle op zich en de demonen van het ouderlijk huis zijn nooit ver weg.

Niet alleen de personages zijn scheef (soms plakken ze ook aan het plafond in Mortiers films) maar ook het praten, of nee, het klappen. Het vet aangezette West-Vlaams geeft iets surreëels aan de toch al schokkende omstandigheden. Net als het dialect zijn de gezinssituaties soms ondoordringbaar fel, zoals het stilte pantser van Liam, en tegelijk eng eigenzinnig. Het is alsof Mortier graag mensen in de donkerte van de filmzaal voor het hoofd stoot. Als er niemand zou weglopen uit walging, heeft het geen nut, of slechts algemeen nut, voor de in slaap gesuste burgermuts. Voor hem mag het best zo hard schuren dat het kan exploderen in je gladde boterkop.

Het zal niet de laatste keer zijn dat een film van Mortier als een mes tegen de adamsappel voelt. Sinds ‘Ex-Drummer’ (2006) is Mortier ietsje milder geworden voor het hart van zijn personages (en publiek). Wat hij zeer zeker meeneemt uit die boekverfilming is de fascinatie voor het menselijke en wrede gezicht van het afvoerputje van de samenleving. Bovendien ligt er wederom een gelijknamig boek aan de basis. De schrijver Geert Taghon baseerde het verhaal op zijn jarenlange ervaring in forensische jeugdpsychiatrie.

Wat grotesk is bij ‘Ex-Drummer’, balanceert in ‘Skunk’ nog altijd op het randje. Hier en daar gaat de regisseur er weer overheen, zoekt hij de schok van het effect boven die van de geleidelijke realisatie. Hij kan zijn wilde haren maar moeilijk inbinden. Vooral de laatste akte zal, die weinig subtiel wordt aangekondigd, bij het gros van de kijkers de wenkbrauwen doen fronsen. Heeft het dat echt nodig? Tot dan toe kan je de kracht van ‘Skunk’ nog voor een innemende, meer lijfelijke, Ken Loach of een Belgische tegenpool van Alan Clarke (de jong gestorven Britse televisieregisseur) verwarren. Dat zou echter te makkelijk zijn, misschien wel beledigend voor alle drie de makers. Evenals Mortier aangeeft dat je niet haastig moet oordelen over moeilijk opvoedbare jongeren (vaak zelf ook slachtoffer van iemand of iets), is het ook goed om dat bij dit vurige werk te laten. Wellicht is het voor de één duidelijk een verloren zaak maar is er voor de ander een lichtpuntje te zien, zelfs als het zijn hel benaderd.

Overigens is de verwijzing naar de Belgische band Madensuyu tijdens een autoritje opzichtig passend. De band speelt al lang in Mortiers regiecarrière een duidende rol in de oren. De intensiteit van de films lijken ook op de muziek van het Gentse duo Pieterjan Vervondel en Stijn De Gezelle: het is raggen tot je door je hoeven zakt van ellende of extase (die twee liggen soms heel dicht bij elkaar). En tussen al de drukkende en energieke drum- en gitaarpartijen laat Madensuyu stiltes vallen. Ergens tussen dat verzengende contrast huist de gebroken geest en het misbruikte lichaam van Liam, wanhopig op zoek naar verlichting.

Roy van Landschoot

Waardering: 3.5

Bioscooprelease: 6 juni 2024