Snake People – La muerte viviente (1971)
Regie: Juan Ibáñez, Jack Hill | 91 minuten | horror | Acteurs: Boris Karloff, Julissa, Charles East, Ralph Bertran, Tongolele, Quintín Bulnes, Santanon
Deze film van het regisseursduo Juan Ibáñez en Jack Hill dateert uit 1958, is een van de laatste films van horrorveteraan Boris Karloff en handelt over voodoopraktijken waarbij menselijke offers gebracht worden. Het begin is veelzeggend. Het verontrustend geluid van voodootrommels, de voodoorituelen die voorbijkomen, de ter uitleg gedane uitspraken over ‘… diabolical rites and ceremonies…. black magic… cult of death… revive the dead…’. Het ziet er in elk geval veelbelovend uit. En de uitgezette lijn lijkt voortgezet te worden wanneer de politie-inspecteur Pierre Labech op het eiland arriveert om de strijd aan te binden tegen een voodoosekte die menselijke offers brengt. Maar al snel valt evenzeer op dat het een ander nogal twijfelachtig en minstens zo wazig wordt uitgewerkt.
Te beginnen met de figuren die het eiland bevolken. De plantage-eigenaar van Molder houdt zich bezig met allerlei experimenten en blijkt ook over telekinetische krachten te beschikken. Er loopt een dwerg met gekleurde brillenglazen rond die voodoopriester blijkt te zijn, er komt er een voodoopriesteres die met slangen danst voorbij en er passeren diverse vage figuren en tal van sekteleden die ook wat onduidelijks met slangen te maken hebben de revue. Daarnaast heeft de plaatselijke politie meer interesse in kaartspelen en in de drank dan in het handhaven van wet en orde en hebben er nog wel meer personages wat opmerkelijke interesses. Nogal een stel buitenissige figuren bij elkaar en wel in zo’n mate dat het de indruk wekt dat ze in het verhaal zijn opgenomen om er mede een soort freakshow van te maken. Maar wat deze personages nu allemaal met elkaar te maken hebben, wat hun functie in het verhaal is of waar ze überhaupt voor nodig zijn blijft lange tijd onduidelijk. En wanneer het een en ander wordt toegelicht kunnen er toch wel wat vraagtekens geplaatst worden. Evenals achter de dialogen die voorbijkomen en de handelingen of de motieven van verschillende personages. Met als meest sprekend voorbeeld de adoptie van een vrouwelijke zombie ( ‘… imagine a beautiful woman that can’t talk. Every man’s dream!…’). Tja… droombeeld of niet, maar het voor huishoudelijke en necrofiele doeleinden adopteren van een vrouwelijke zombie komt binnen een op voodoo georiënteerde horrorfilm wat vaagjes over en werkt toch wel ondermijnend aangaande de beklemmendheid of dreiging die er bij voorkeur van een zombie dient uit te gaan.
Met het zich concentreren op de bovenstaande karakters en de handelingen van bovenstaande personages kabbelt het verhaal langdurig en herhaaldelijk traag voort. Daarnaast wordt er veel gepraat zonder dat er een duidelijke richting op gegaan wordt en dat in meerdere verhaallijnen die losjes aan elkaar hangen. Het gevolg is dat het een en ander nogal wazig overkomt, ook door de dromerige en nachtmerrie-achtige taferelen die zich afspelen. Wellicht passend bij het voor leken zwevende of vage karakter van voodoo, maar wat meer richting en duidelijkheid in de verschillende verhaallijnen had geen kwaad gekund. Weliswaar komt er met de voorbijkomende voodoopraktijken en de steeds talrijker wordende zombies wel een zekere mysterieuze en onheilspellende sfeer tot stand, maar erg duidelijk of samenhangend wordt het allemaal niet. En komen de ontwikkelingen en gebeurtenissen vooral over als een reeks van vrij willekeurige, her en der onlogische en weinig indringende gebeurtenissen die te weinig verband met elkaar houden of te losjes bij elkaar geharkt zijn om het tot een bijster boeiende of in horroropzicht geslaagde film te maken.
Niet dat er geen slachtoffers vallen of dat er geen soortgelijke ontwikkelingen plaatsvinden. Er worden wat agenten afgemaakt, er worden de nodige wurg- , steek- en hakpraktijken uitgevoerd, er gaat een zombie in rook op en er wordt, opmerkelijk genoeg overigens voor deze zombies die door voodoo tot leven zijn geroepen, ook een agent door een groep zombies aan stukken gescheurd. Jammer genoeg voor de liefhebbers van allerlei bloederige speciale effecten komen er geen expliciete taferelen voorbij zoals we die kennen uit zombiefilms van later jaren. Ook bij andere geschikte gebeurtenissen komt het een en ander spaarzaam in beeld, draait de camera weg of bestaan de gebeurtenissen vooral uit suggestie. Dat is niet per se een gemis, maar in combinatie met de vaagheid van de ontwikkelingen hadden wat meer expliciete beelden ook geen kwaad gekund om het horrorgehalte wat op te schroeven.
Als de plantage-eigenaar Carl van Molder zien we horrorveteraan Boris Karloff verschijnen. Hij krijgt in zijn voorlaatste film niet al te veel te doen, ook als gevolg van zijn inmiddels gevorderde leeftijd. Door de vrij geringe schermtijd is er ook de indruk dat hij vanwege exploitatieredenen mag opdraven, maar niettemin zijn de scènes waarin hij verschijnt wel het bekijken waard. Een nadeel van Karloffs personage is wel, ook ten aanzien van de latere ontwikkelingen, dat over de totstandkoming van zijn relatie met de sekte geen uitleg wordt verschaft. Aardig werk ook van Charles East als de politieluitenant Wilhelm. Weinig overtuigend werk echter van Julissa als Anabella Vandenberg wiens aanvankelijk sterke persoonlijkheid snel inzakt en evenmin weinig opvallend werk van Ralph Bertran als de naïeve politiekapitein Labiche. Tongolele valt op als de voodoopriesteres Kalea, maar dan vooral door de exotische dansen die ze uitvoert. Ook Santanon als de gekleurde brillenglazen dragende en kippen onthoofdende voodoodwerg draagt door zijn kleine gestalte en enigszins bizar gedrag bij aan de onheilspellende sfeer die her en der te onderkennen is.
Tot slot is er, in overeenstemming met de insteek waarmee deze film is vormgegeven, een vage en wel erg simpele afsluiting van het uiteindelijk niet veel om het lijf hebbend verhaal. Een afsluiting waarbij opnieuw de nodige uitleg welkom was geweest. Het maakt deze film tot een op de meeste fronten vage en niet uit de verf komende produktie. Voor de liefhebbers van dergelijke B-films weliswaar interessant om er juist daarom eens voor te gaan zitten, maar voor de gemiddelde horrorliefhebber zullen bij het aanschouwen van ‘Snake People’ de haren op geen stukken na te berge rijzen.
Frans Buitendijk