Surviving Evil (2009)
Regie: Terence Daw | 90 minuten | actie, horror, thriller | Acteurs: Billy Zane, Christina Cole, Natalie Jackson Mendoza, Joel Torre, Colin Moss, Louise Barnes
‘Surviving the Wilderness’ is de titel van het televisie programma dat door Sebastian “Seb” Beazley (Billy Zane) wordt gepresenteerd. Het was op zich ook een geschikte titel voor de film geweest, want “evil” is zo algemeen dat het wel van alles kan zijn. Hier is het “evil” een stel vampierachtige monsters, genaamd de Aswang, die in bomen klimmen, van vorm kunnen veranderen, hun prooi besluipen en als ze aanvallen niet alleen bloed drinken, maar ook vlees eten en ook nog dol zijn op zwangere vrouwen. O ja, ze kunnen ook nog vliegen. De makers moeten gedacht hebben: beter goed gejat dan slecht bedacht en hebben ze een verzameling van allerlei horrormonsters en situaties in de blender gegooid, in de hoop dat er een verteerbaar prutje uit zou rollen. Daar zijn ze niet echt in geslaagd. Het is gewoon slecht gejat en slecht bedacht. Door gretig leentjebuur te spelen bij een tiental andere (en betere!) horrorfilms, is ‘Surviving Evil’ een slap aftreksel geworden. Verschillende scènes doen denken aan superieure scènes uit klassieke horrorfilms, maar er is geen sprake van een hommage of een slimme verwijzing naar de films waaruit gejat wordt. Voor de kijker kan het wel een leuk spelletje worden: raad de oorspronkelijke film en betrap de makers van dit prul op hun jatwerk.
Tot overmaat van ramp is niet alleen het verhaal heel slecht (geen onoverkomelijk bezwaar bij effectieve horrorfilms) maar mist de film juist ook die elementen die tot de criteria van horror worden gerekend: geen geslaagde schrikeffecten, weinig tot geen memorabele moordscènes, geen onheilspellende muziek en amper enige spanning. Voor een romantische komedie maakt dat niets uit, voor een horrorfilm is het dodelijk. Bovendien hoeft een atmosferische horror het niet te hebben van het vloeien van veel bloed, maar als de filmmonsters enorme tanden hebben en hun slachtoffers verslinden, zou je toch op zijn minst verwachten daar ook echt iets van te zien. Een stel uitgeteerde lijken die je in een gemiddelde ‘Indiana Jones’ ook zou kunnen tegenkomen, maakt echt geen indruk.
Ook de opbouw en de montage van de film laten nogal wat te wensen over: na een korte introductie van de monsters die een heel dorp uitmoorden op het eiland Mayaman, één van de 7000 eilanden van de Filippijnen (om één van de personages te citeren), wordt er veel tijd besteed aan de introductie van de personages en gebeurt er de volgende 45 minuten eigenlijk niks. Er zijn wat geruchten, de mythe over de Aswang wordt uit de doeken gedaan, maar intussen kabbelt het geheel zich voort. Wie dacht regisseur Terence Daw dat hij was? Ridley Scott bij het maken van ‘Alien’? Van spanningsopbouw heeft hij maar weinig kaas gegeten. Zelfs een potentieel spannend moment als twee personages een video opname van Seb terugkijken en er op de achtergrond ineens een wezen te zien is, wordt bijna misdadig onbenut gelaten. De karakters zijn bovendien niet zo interessant en het acteerwerk niet zo goed dat het boeiend is om drie kwartier naar hun bezigheden te kijken. Billy Zane zou zich moeten schamen voor het accepteren van deze rol. Misschien dacht hij: mooi weer op een tropisch eiland en er ook nog voor betaald krijgen? Met zijn kaalgeschoren hoofd is hij een stoere Seb (filmhelden hebben meestal éénlettergrepige voornamen), maar hij krijgt niks bijzonders te doen om zijn talent te laten zien. Hij drijft voort op zijn natuurlijke charisma en dat is het wel. Christina Cole is als de zwangere Phoebe het voornaamste doelwit van de Aswang en ze rent, gilt en schreeuwt erop los. Het zijn echter Natalie Mendoza als “Chill” (voluit Cecilia) en Louise Barnes als Rachel die meer tegen de monsters vechten. Hun rollen zijn tamelijk slecht uitgewerkt. Producente Rachel is nog steeds verliefd op haar ex, cameraman Dex (Colin Moss), maar die heeft meer oog voor Chill. De laatste fungeert op haar beurt een tijdlang het hulpje van gids Joey (Joel Torre).
En als het mis gaat, is het minder door de moordlustige Aswang, als wel door de eigen stommiteiten van de groep. Wat te doen op een bijna onbewoond eiland waar de lokale stam is uitgemoord en de mythe over vampierachtige wezens meer dan een kern van waarheid lijkt te hebben? Ga je dan zo snel mogelijk van het eiland? Probeer je hulp in te roepen? Nee natuurlijk. De karakters rennen als vergiftigde ratten in het rond, splitsen op en Joey gaat zelfs op zoek naar een goudschat die door de Japanse bezetter verborgen zou zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Met zulke acties verdien je het ook om afgeslacht te worden. Maar als de groep steeds meer uitgedund raakt, vallen de makers terug op een snelle, onoverzichtelijke montage en camouflerende shots, zodat nooit te zien is wàt die vreselijke Aswang nu precies aan het doen zijn met hun slachtoffer.
‘Surviving Evil’ is een miskleun van het zuiverste water, een verspilling van tijd, geld en moeite voor de makers. Maar misschien hebben ze er een mooie tropische vakantie aan vast kunnen knopen. Ongelooflijk genoeg verwijst de allerlaatste scène naar een mogelijk vervolg. Wie zou daar nu naar verlangen?
Hans Geurts