Symbiopsychotaxiplasm: Take 1 (1968)
Regie: William Greaves | 73 minuten | documentaire
‘Symbiopsychotaxiplasm’ is een samenvoeging van de woorden symbios (leven), psycho (geest), taxi (rangschikking) en plasm (organisch materiaal). Letterlijk vertaald is de film dus een rangschikking van leven en geest in organisch materiaal. Hiermee zijn we echter nog niet klaar met de titel. Regisseur Greaves verwijst hier namelijk ook naar de term ‘symbiotaxiplasm,’ door de Amerikaanse socioloog en filosoof Arthur Bentley gedefinieerd als de interactie tussen alle elementen en aspecten van de kosmos waar het menselijk leven een rol in speelt. Greaves voegt het woord ‘psycho’ daar nog aan toe om de nadruk te leggen op de manier waarop psychologie en creativiteit invloed op de kosmos uitoefenen. Of zoiets. Regisseur William Greaves is duidelijk een hippiefilosoof met zijn vage, ambitieuze titelkeuze die absoluut niets duidelijk maakt aan de film. De synopsis van de film, afkomstig van de website van William Greaves zelf, bevestigt dit nog eens. Veel onduidelijk quasi-intellectueel gepraat over meerdere lagen van realiteit en het doorbreken van conventies. Dit doet het ergste vermoeden.
Bij het kijken van de film valt dit ambitieuze intellectuele geblaat gelukkig allemaal weg. ‘Symbiopsychotaxiplasm’ is een luchtig filmpje over een tijd waarin de mensen het idee hadden dat alles mogelijk was. Voor regisseur Greaves was dit toevallig ook echt het geval. Hij kreeg van een studiegenoot een budget om te filmen wat hij maar wilde. Het idee waar hij mee kwam bleek geniaal: “filming this film being filmed,” zoals hij aan het begin van de film zelf aangeeft. Er zijn drie camera’s. Eén camera filmt de acteurs, die steeds maar weer dezelfde scène over moeten spelen. De andere camera filmt de eerste cameraman en de derde camera filmt dit alles in zijn geheel. Er ontstaat echter geen filosofische voorloper van ‘The Matrix’. Wat de film vooral laat zien is een realistisch tijdsbeeld van de jaren 60, waarin iedereen praatte over wereldvrede, maar ondertussen alleen maar met zichzelf bezig was. Hetzelfde geldt voor deze film, waarin continue mensen met elkaar aan het filosoferen en debatteren zijn, maar uiteindelijk slechts zichzelf aan het reflecteren zijn. De film reflecteert zichzelf ook. Het enige waar de film, ondanks al zijn pretenties, over gaat is zijn eigen film.
Op één of andere manier stoort dit narcisme helemaal niet. Of het ligt aan de rustige, maar onvoorspelbare montage, het complete gebrek aan een verhaal, waardoor alles kan gebeuren maar er eigenlijk niks gebeurt, de lekkere jazzmuziek van Miles Davis, de dromerige beelden van Central Park in de jaren 60 of een combinatie van deze eigenschappen: het werkt. De kijker kan lekker onderuitzakken en genieten van het gekibbel van de crew achter de rug van de regisseur om, de onwetendheid van de acteurs, die het ene moment serieus moeten acteren en dan opeens hun tekst moeten zingen, de politieagent die even een kijkje komt nemen of alles wel in orde is, de regisseur die maar vaag blijft praten over het concept wat niemand gelezen heeft en de zwerver die uiteindelijk, als climax van de film, zijn intelligente mening over de wereld mag spuien. Alles en iedereen is even ontspannen en spontaan.
In 2005 is ‘Symbiopsychotaxiplasm: Take 2 1/2′ uitgekomen, waarin regisseur William Greaves samen met zijn toenmalige crew nog eens Central Park bezoekt en terugdenkt aan de eerste film. Een terugblik naar de film die alleen naar zichzelf keek. Een extra laag realisme of een extra laag narcisme? Het maakt niet zoveel uit als het net zo’n leuke film is als ‘Take 1.’
Jelmer van der Lucht