Tale of Cinema – Keuk jang jeon (2005)
Regie: Hong Sang-Soo | 90 minuten | drama, komedie | Acteurs: Kim Myoeng-Su, Kim Sang-Kyung, Kye Seong-Yong, Lee Ki-Woo, Uhm Ji-Won
Hoe vertel ik twee verhalen in één film? Of: hoe vertel ik hetzelfde verhaal op twee verschillende manieren? ‘Tale of Cinema’ geeft het antwoord: stop een film in een film en laat acteurs acteren dat ze acteurs zijn… Snapt u het nog? ‘Tale of Cinema’ vergt enige oplettendheid, maar uiteindelijk valt het allemaal best mee. De droge humor en de wat onbeholpen personages voorkomen dat de film een al te ingewikkeld en diepgaand karakter krijgen.
Twee verhalen worden er dus verteld. De overeenkomsten tussen die verhalen zijn legio: de hoofdpersonen komen op dezelfde plekken, de beide mannen lijken nogal wereldvreemd en onbeholpen, hoewel op totaal verschillende manieren. Sang-Weon is een aardige maar nogal verlegen jongen die bang is voor zijn moeder. Tong-Su is een onsympathieke kettingroker, vol jaloezie tegenover de maker van de korte film, een oud-klasgenoot die nu op sterven ligt.
Een andere belangrijke overeenkomst tussen beide verhalen is Yeong-Shil. In het eerste verhaal is zij de oude liefde van Sang-Weon die om onduidelijke redenen meegaat in diens zelfmoordwens, in het tweede verhaal een actrice die slachtoffer wordt van Tong-Su’s jaloezie en obsessies.
Ook in de details zijn er overeenkomsten in beide verhalen te vinden: de Marlboro Reds die de mannen roken, de terloopse aandacht voor de televisietoren van Seoel, of de karaoke-smartlap over ’te diepe liefde’.
Verschillen zijn er ook: daar waar in het eerste verhaal (de korte film) de hoofdpersonen in principe welwillend tegenover elkaar staan, en elkaar lijken te begrijpen (zelfs als je als kijker niks begrijpt van wat ze doen of zeggen), kenmerkt het tweede verhaal zich door het totale onbegrip tussen de personages. Voortdurend praat men langs elkaar heen en is er een spel van aantrekken en afstoten aan de gang.
‘Tale of Cinema’ is, zowel wat verhaal als wat camerawerk betreft, origineel gemaakt. Toch maakt de vertelling van deze twee verhalen (of de twee vertellingen van dit ene verhaal?) van ‘Tale of Cinema’ uiteindelijk geen interessante film. Dat wordt wel vakkundig verborgen door de droog-humoristische wijze waarop de soms vrij bizarre gebeurtenissen worden gepresenteerd. Pijnlijk lachen om de gênante of zelfs trieste lotgevallen van de personages.
Bovendien intrigeert het camerawerk zo nu en dan wel: het zoomen en zwenken van de camera vindt regelmatig zeer nadrukkelijk plaats, in beide ‘verhalen’. Ook blijft de camera vaak hangen in (straat)beeld wat eerst vooral als achtergrondbeeld dienst leek te doen. Als alle personages uit beeld zijn verdwenen, blijft de camera nog even gericht op het straatbeeld. ‘Zag ik die figurant niet al eerder lopen?’, ‘Is dat nou dezelfde auto als daarnet?’: in eerste instantie intrigerende, maar uiteindelijk toch doelloze vragen die niet kunnen verhullen dat ‘Tale of Cinema’ niet zo heel veel te vertellen heeft.
Origineel, maar nietszeggend. Hong Sang-Soo’s vakmanschap is zeker te zien in ‘Tale of Cinema’: zijn oog voor details, maar vooral ook zijn gave om vreemde situaties uit te vergroten, juist door ze droog en als vanzelfsprekend te presenteren. Met vakmanschap alleen maak je echter nog geen goede film. ‘Tale of Cinema’ is een niet meer dan vermakelijke film. Het soort film dat je laat afvragen waarom je hem eigenlijk hebt bekeken.
Daniël Brandsema