Tarantula (1955)
Regie: Jack Arnold | 75 minuten | horror | Acteurs: John Agar, Mara Corday, Leo G. Carrol, Nestor Paiva, Ross Elliot, Edwin Rand, Raymond Bailey, Hank Patterson, Bert Holland, Steve Darrell, Clint Eastwood
In de jaren vijftig van de twintigste eeuw lag in de griezelfilmindustrie voor een groot deel de nadruk op de grootte van datgene wat de griezel moest veroorzaken: enorme mieren ‘Them’ (1953), een reusachtige wesp ‘Monster from Green Hell’ (1956), een gigantische rups ‘Monster that challenged the World’ (1957) en films met even veelzeggende als soms lachwekkende titels, bijvoorbeeld: ‘Attack of the Crab Monsters’ (1957), ‘The Giant Claw’ (1957), ‘The Giant Gila Monster’ (1959), ‘Attack of the Giant Leeches’ (1959). Wat hierbij voorop stond was de griezel te vergroten door onder andere kruipend ongedierte dat door zijn vergrootte omvang rechtstreeks uit een nachtmerrie vandaan leek te komen. Het verhaal en de menselijke karakters speelden in deze films meestal een ondergeschikte rol en ‘Tarantula’ uit 1955 is daarop geen uitzondering.
De personages zijn en blijven in deze film dan ook vrij oppervlakkig. Dr. Hastings is het type van de al te volmaakte, sympathieke en populaire stuiverromandokter. Het personage Stephanie Clayton lijkt vooral te bestaan om een overigens niet uit de verf komend romantisch intermezzo met Hastings mogelijk te maken. Dr. Deemer lijkt aanvankelijk de schurk van het verhaal en hij wordt dan ook met de nodige reserve bekeken. Zijn handelen doet direct vermoeden dat hij bezig is met zaken die het daglicht niet kunnen verdragen. Zijn karakter blijkt later wel de meeste diepgang te hebben, maar de onthulling dat hij bij zijn experimenten is geleid door nobele motieven, komt te laat om nog met hem mee te kunnen leven.
De ster van de film is de spin die uiteindelijk een huizenhoge grootte bereikt. Bij de eerste aanblik van zijn al enorme omvang in het laboratorium is het direct duidelijk dat de goden verzocht zijn door een schepsel als dit in een dergelijk experiment te betrekken. Dit wordt nog eens benadrukt door de onheilspellende muziek die bij zijn eerste verschijning op de kijker wordt losgelaten. De spin ontsnapt op voorspelbare wijze wanneer zijn kooi op even voorspelbare wijze bij de eerste de beste gelegenheid wordt vernield. Daarna duurt het geruime tijd voordat zijn bestaan voor de wijde omgeving duidelijk is. Zijn onderwijl steeds toenemende grootte tijdens de keren dat hij door het beeld wandelt, is een dreigende voorbode van de komende rampspoed. Wel vreemd is hierbij dat er lange tijd geen getuigen zijn van zijn wandelingen en de slachtpartijen die hij aanricht, ook al zijn er nog zoveel heuvels en rotspartijen in het landschap waarachter hij schuil kan gaan
Er wordt ingespeeld op de bij veel kijkers aangeboren angst voor spinnen. Daarbij wordt het feitelijk toeslaan van de spin niet in beeld gebracht maar wordt vooral ook ingespeeld op de angst voor de letterlijke naderbij komende en vooral niet te stoppen gruwel. De camera kijkt mee vanuit de positie van het toekomstig slachtoffer, de huizenhoge spin doemt op vanachter een heuvel, blijft al dan niet even op de heuveltop staan in al zijn volle angstaanjagende grootte en glorie, en komt dan op gelede harige poten op de camera en daarmee op de kijker af. De close-ups van de spin maken het gevaarte daarnaast nog schrikwekkender. Het gevaar van de tarantula wordt op wetenschappelijke wijze duidelijk gemaakt door filmbeelden waarin tarantulas zelfs ratelslangen bevechten en door de uitspraak dat bij een vergroot tarantula-formaat het een wezen fiercer, more cruel and deadly than anything that ever walked the earth is. Ook blijkt de taaiheid van de tarantula evenredig aan zijn grootte te zijn geworden. Op miraculeuze wijze wordt hij niet gedeerd door geweerkogels en machinegeweren. Hij loopt dwars door ontploffende dynamietstaven heen en ook raketten die in zijn lichaam slaan brengen hem niet echt van zijn stuk zijn taaiheid biedt natuurlijk perfect de mogelijkheid om de spanning te vergroten en te laten voortduren.
Wat wellicht als een nadeel van de film ervaren kan worden is de voorspelbaarheid ervan. Een spin, en dan ook nog meteen een tarantula, in een dusdanig experiment opnemen is voor een kijker met een beetje griezelfilmervaring genoeg om de rest van het verhaal wel zo ongeveer direct te kunnen invullen. Maar in hoeverre is dit in een giant bug film een bezwaar? Ondanks het magere verhaal worden griezel, actie en spanning in ruime mate bereikt. Daarnaast kan een zo lang onopgemerkte lustig rondlopende reuzentarantula die met autos gooit en huizen afbreekt ook wel als grappig ervaren worden
Een geslaagde klassieker. De spin is eng in zowel zijn grootte als zijn uiterlijk. Het regelmatig door het beeld paraderen van de onderwijl steeds groter wordende spin houdt de spanning erin door de nieuwsgierigheid op welke momenten hij toe zal slaan en hoe de strijd met hem aangebonden zal worden. De griezel wordt op passende naderbij komende wijze in beeld gebracht, waarbij op diverse manieren wordt ingespeeld op de aangeboren angsten van de kijker. De speciale effecten aangaande de spin en de bestrijding ervan zijn knap in beeld gebracht. Een van de beste reusachtige-insectengriezelfilms uit de jaren 50.
Frans Buitendijk