The 400 Million (1939)
Regie: Joris Ivens | 53 minuten | documentaire
Ter verdediging van de politiek getinte films van Ivens – hij heeft verschillende documentaires of propagandafilms voor totalitaire regimes gemaakt – wordt wel geopperd dat het een wat naïeve man was. Maar dit suggereert enigszins dat hij zich (te) makkelijk liet overtuigen of voor het karretje van iemand anders liet spannen. Dit lijkt toch niet (helemaal) het geval te zijn, aangezien hij voortdurend consistent is (geweest) in zijn allianties. Of het nu gaat om de strijd van arme mijnwerkers in ‘Borinage’, de broederlijke samenwerking in de Sovjet-Unie voor de bouw van een hoogoven in ‘Komsomol’, of het tonen van het onrecht van het weggooien van graan terwijl de hele wereld honger lijdt in ‘Nieuwe gronden’, Ivens neigt toch voortdurend naar één specifieke sociaal-politieke richting, en dat is het socialisme/communisme. Ook ‘The 400 Million’ past in dit beeld. Het laat de strijd zien van de onschuldige Chinezen – die niets anders willen dan hun onafhankelijkheid en cultuur beschermen – tegen de kwade, brute Japanners die het Chinese cultuurgoed en de hele wereld willen veroveren. De Chinezen moeten zich verbroederen en ontwikkelen om de Japanners te kunnen weerstaan en slagen hier uiteraard in. Maar, politiek gekleurd of niet, de film laat wel degelijk indrukwekkende en schrijnende beelden zien, en de noodzakelijke ingrediënten voor een effectieve verdediging. Ook vanuit historisch oogpunt is de film de moeite waard vanwege de beelden van Japanse, maar vooral Chinese politieke kopstukken.
Er wordt aardig wat gruwelijke informatie over de kijker uitgestort in ‘The 400 Million’ en als de duidelijke partijdigheid van de makers niet zo overduidelijk was, zou het makkelijk zijn om de Japanners als duivels of het pure kwaad te zien. En wellicht zijn de retoriek en alle veroordelingen wel even terecht als ze overkomen, als kijker blijf je toch enigszins op je hoede. Desalniettemin: honderdvijftigduizend Chinese burgerslachtoffers is niet iets om lichtzinnig of blasé over te doen. Ook het zien van massa’s vluchtelingen – “mannen, vrouwen, en dieren, op weg naar het binnenland” – kan moeilijk als valse propaganda worden gekenmerkt.
Echt afstandelijk wordt er echter niet over de historie gerapporteerd. Al gauw wordt het geweldige China in al zijn facetten behandeld. De voice-over vertelt hoe China “de bloem van de wereld” was en dat er geweldige uitvindingen zijn gedaan. Dat er grote keizers waren en kunstenaars die “de wind konden schilderen”. Vervolgens wordt de link met het heden en de toekomst gelegd door te vertellen en te tonen dat de Chinezen nog steeds groot(s) kunnen zijn. China verandert namelijk in een moderne natie door het aanleggen van wegen en het in gebruik nemen van treinen en vliegtuigen. En de guerilla-technieken zorgen ervoor dat Japan China niet weet te domineren. Enige nuance is nog wel opvallend wanneer de voice-over stelt dat de Japanse burgers zelf geen kwaad in de zin hebben, maar hun leiders de boosdoeners zijn.
‘The 400 Million’ is een film met schokkende beelden uit een (zoals altijd) gruwelijke oorlog tussen China en Japan. Daarnaast toont – of suggereert -de film de kracht die in de eensgezindheid van een volk schuilt. Één bepaald volk in dit geval, maar dit enkele gezichtspunt zou slechts een volledig volhardende scepticus ervan weerhouden waarde aan Ivens’ films te onttrekken.
Bart Rietvink