The Art of Football from A to Z (2006)

Regie: Hermann Vaske | 112 minuten | komedie, documentaire, sport | Acteurs: John Cleese, Tom Konkle, Keith Allen, Stephen Allen, Michael Ballack, Franz Beckenbauer, Boris Becker, Pierluigi Collina, Anthony Hale, Mia Hamm, Thierry Henry, Dennis Hopper, Kaká, Tony Kaye, Kasey Keller, Henry Kissinger, Markus Luepertz, Malcolm McLaren, Pelé, Michel Platini, Nik Powell, Birgit Prinz, Dave Stewart, Jasmin Tabatai, Giovanni Trappatoni, Desmond Tutu, Ruud van Nistelrooij, Rudi Voeller, Ruediger Wache, Wim Wenders, Arsène Wenger

De voor-, tussen- en nabespreking van een voetbalwedstrijd op tv duurt tegenwoordig bijna net zolang als de wedstrijd zelf. Bij de bespreking van voetbal in ‘The Art of Football from A to Z’ is de wedstrijd zelfs verdwenen. Als officieel onderdeel van het ‘Artistic and Cultural Programme to the 2006 FIFA World Cup’ probeert de film antwoord te geven op de vraag wat de overeenkomsten en verschillen zijn tussen voetbal en kunst.

John Cleese is de ‘controlerende middenvelder’ langs wie alle interviews en spelfragmenten van de film gaan. In de verbindende stukjes wordt Cleese geholpen door de in Nederland onbekende ‘sidekick’ Tom Konkle. Als lijm tussen de interviews en wedstrijdfragmenten zijn Cleese en Konkle – een goede naam voor een komisch duo – soms heel flauw; Cleese prikt een irriterende Konkle in de ogen, dat soort werk. Ook is Cleese minder goed geworden in het spelen van boosheid. Zijn boosheid over het hands-doelpunt van Maradona tegen Engeland in het WK van 1986 is van een veel lager niveau dan van de schuimbekkende Basil in ‘Fawlty Towers’. Een voor de hand liggende verwijzing naar Monty Pythons ‘The Meaning of Life’ ontbreekt; de militaire ijzervreter die brult: “Don’t stand there gawping! Like you’ve never seen the Hand o’God before!”.

Het gehanteerde ordeningsprincipe in ‘The Art of Football from A to Z’ is bekend van bruiloften en partijen: het ABC. Toch altijd een verlegenheidsoplossing in het geval men geen echte structuur in een verhaal weet aan te brengen. Niet alleen voetballers als Thierry Henry, maar ook kunstenaars als de regisseur Wim Wenders en de muzikant Dave Stewart geven hun mening over de relatie tussen voetbal en kunst. Michel Platini beschouwt een goede voetballer als de artistieke evenknie van een balletdanser.

De namen van de geïnterviewden worden pas bij de aftiteling getoond. Maar iemand als de actrice/zangeres Jasmin Tabatai zal niet door veel mensen worden herkend. Het is maar de vraag wat voor waarde filmkijkers aan haar uitspraken zullen hechten. Er is ook een merkwaardig verschil in de beeldkwaliteit van de interviews. De close ups zijn zeer grofkorrelig. Wim Wenders had meer moeten bijdragen aan de film dan alleen een interview.

Conclusie? Dat zowel Henry Kissinger als Niels Bohr keeper zijn geweest, is een interessant weetje. En dat voetbal is begonnen bij de overwinningsfeesten van Keltische stammen waarbij werd gevoetbald met het afgehakte hoofd van een verslagen leider, zet de uitspraak ‘Voetbal is oorlog’ in een ander licht. Maar verder is ‘The Art of Football from A to Z’ slechts een matige film.

Roberto Tjin