The Asphalt Jungle (1950)

Recensie The Asphalt Jungle CinemagazineRegie: John Huston | 112 minuten | misdaad, drama | Acteurs: Sterling Hayden, Louis Calhern, Jean Hagen, James Whitmore, Sam Jaffe, John McIntire, Marc Lawrence, Barry Kelley, Anthony Caruso, Teresa Celli, Marilyn Monroe, William ‘Wee Willie’ Davis, Dorothy Tree, Brad Dexter, John Maxwell

De moeder aller ‘caper’-films, zo wordt ‘The Asphalt Jungle’ (1950) vaak genoemd. De misdaadfilm van John Huston is inderdaad een blauwdruk voor de vele spannende misdaadfilms waarin de beroving van een bank, museum of casino centraal staat. Maar ‘The Asphalt Jungle’ staat ook bekend als de eerste film waarin het publiek kennismaakt met Marilyn Monroe en waarin ze, ondanks haar beperkte schermtijd van alles bij elkaar slechts een minuut of drie, een onuitwisbare indruk maakte en de basis legde voor haar roemruchte sterrendom. Wat minder mensen weten is dat ‘The Asphalt Jungle’ ook voor een andere grote filmster de definitieve doorbraak betekende: Sterling Hayden. Al wilde hij zelf van al die roem niets weten. Hayden was een filmster tegen wil en dank, die zich altijd laatdunkend uitliet over zijn eigen werk. Eigenlijk zat hij veel liever op zee, als kapitein van een schip. Om zijn vaartuigen te bekostigen, besloot hij op aandringen van een vriend audities te doen. Met zijn indrukwekkende gestalte (1,94 meter lang, stoere blik, gespierd lijf en een goede kop met blond haar) werd hij vervolgens door Paramount gelanceerd als ‘de mooiste man van het witte doek’. Hayden heeft er nooit een geheim van gemaakt dat hij puur voor het geld films bleef maken. “Als ik genoeg geld zou hebben, zou ik alle negatieven van mijn films opkopen en ze in de fik steken”, zei hij ooit. Voor iemand die eigenlijk niet van het vak hield, heeft Hayden een prachtige carrière opgebouwd. Zo werkte hij onder meer met Stanley Kubrick (‘The Killing’, 1956 en ‘Dr. Strangelove’ (1964)), Francis Ford Coppola (‘The Godfather’, 1972), Robert Altman (‘The Long Goodbye’, 1973) en Bernardo Bertolucci (‘1900’, 1976).

In ‘The Asphalt Jungle’ speelt Hayden, ondanks het feit dat zijn naam als eerste op de titelrol staat, niet de hoofdrol. Die is voor de niet nader bij naam genoemde stad in het midwesten van de Verenigde Staten, waar corruptie en macht in de hoeken van elke straat op de loer liggen en elk moment keihard kunnen toeslaan. De onlangs op borgtocht vrijgelaten meestercrimineel Erwin ‘Doc’ Riedenschneider (Sam Jaffe, hij verdiende een Oscarnominatie voor deze rol) heeft zeven jaar kunnen broeden op wat zijn volgende grote slag zou worden. Hij heeft zijn zinnen gezet op een risicovolle juwelenroof, maar heeft daarvoor nog wel de juiste ‘zware jongens’ nodig. De louche bookmaker Cobby (Mark Lawrence) helpt hem zijn team bij elkaar te zoeken en de plaatselijke corrupte agent Dittrich (Barry Kelley) knijpt een oogje toe. Meesterkraker Ciavelli (Anthony Caruso) wordt aangewezen om de daadwerkelijke kraak te plegen, de onverschrokken dommekracht Dix Handley (Sterling Hayden) staat klaar om klappen uit te delen indien dat nodig is en cafébaas Gus Minissi (James Whitmore) bestuurt de vluchtauto. Om de kraak te bekostigen wordt de schimmige advocaat Alonzo Emmerich (Louis Calhern) erbij gehaald. Die blijkt zijn centen echter vooral uit te geven aan zijn dure, piepjonge minnares Angela (Marilyn Monroe) en blijkt helemaal niet over de beloofde 50.000 dollar te beschikken. Samen met privédetective Brannom (Brad Dexter) bedenkt Emmerich een plan om Doc en co op te lichten. Zou hij daarmee wegkomen…?

Wie verwacht meteen middenin de actie terecht te komen, komt bedrogen uit. Regisseur John Huston gebruikt het eerste half uur à drie kwartier van de film om de karakters en hun onderlinge relaties zorgvuldig te schetsen en de pessimistische sfeer te creëren die in deze beklemmende betonnen stad rondwaart. Dat doet hij direct in de eerste scène al op geniale wijze, door het personage van Hayden op de vroege morgen door de verlaten straten te laten dolen. Gedurende de hele film kiest Huston zorgvuldig zijn belichting, enscenering en camerastandpunten waardoor elke scène er als een plaatje uitziet en je als kijker direct de juiste sfeer van wanhoop, onrust en ontreddering ervaart. ‘The Asphalt Jungle’ begeeft zich op het snijvlak van de film noir en een ander subgenre, die van de heist-/caperfilm die nadien een opleving zou beleven (met eerst onder meer ‘Rififi’ (1955) en Kubricks ‘The Killing’ en later bijvoorbeeld ook ‘Ocean’s Eleven’ (1960), ‘The Anderson Tapes’ (1971). Ook neoklassiekers als ‘Reservoir Dogs’ (1992) en ‘The Usual Suspects’ (1995) en ‘The Score’ (2001) zijn schatplichtig aan deze film). Maar waar je zou verwachten dat de overval centraal staat, draait het hier juist om de nasleep daarvan en de betrokken personages. Want kun je iedereen met wie je in zee gaat eigenlijk wel vertrouwen?

Aan de basis van ‘The Asphalt Jungle’ ligt het gelijknamige boek van W.R. Burnett dat een jaar eerder was verschenen. Eerder werden zijn romans ‘Little Caesar’ (1931) en ‘High Sierra’ (1941) al verfilmd en schreef hij mee aan het scenario van ‘Scarface’ (1932). Aan de hand van Burnetts roman creëerden Huston en scenarioschrijver Ben Maddow een invalshoek waarin de schurken centraal staan, met daarbij een heel contingent aan memorabele personages, die door de grotendeels ervaren karakteracteurs uitstekend worden neergezet. De verderfelijke advocaat met zijn vriendinnetje die zijn kleindochter had kunnen zijn en haar wil meeslepen in zijn val, de louche maar innemende bookie die nooit de bedoeling lijkt te hebben gehad om zich te mengen in kwalijke zaken maar zich er toch telkens weer in laat meeslepen, de onbehouwen krachtpatser die zich geen raad weet met het meisje Doll (de altijd geweldige Jean Hagen) die haar hart aan hem verpand heeft), de slinkse cafébaas annex vluchtwagenchauffeur met wie je beter geen ruzie kunt maken en dan natuurlijk het uiterst intelligente meesterbrein (Jaffe gaf zijn personage een zwaar Duits accent) met zijn voorliefde voor dansende meisjes – en dan het liefste Mexicaanse! Elk personage heeft zo zijn zwaktes en aangezien deze film gemaakt werd in de tijd van de Hays Code moet de boodschap dat misdaad niet loont duidelijk naar voren komen. Dat neemt ergens wel wat van de gewenste spanning weg, al durfde Huston het wel aan de juwelenroof vrij expliciet en stap voor stap in beeld te brengen en legt een van de personages – geheel tegen de wens van MGM-baas Louis B. Mayer – de hand aan zichzelf.

‘The Asphalt Jungle’ is dan ook niet de spannendste caper die er ooit gemaakt is, maar wel één van de meer vermakelijke en fascinerende door het geweldige acteerwerk, de schitterende fotografie en enkele memorabele beelden. Want naast de al eerder genoemde beginscène spat ook het laatste beeld, dat als enige níet opgenomen is in die verdorven stad zonder naam, van het beeldscherm af. Opmerkelijk is ook dat score van Miklós Rózsa (die in totaal drie Oscars zou winnen, waaronder voor ‘Ben Hur’ (1959)) bijzonder spaarzaam is; slechts tijdens de openingscredits en tijdens de slotscènes is de muziek te horen. Alsof daarmee nog maar eens onderstreept wordt dat in een deze betonnen jungle frivoliteiten als muziek niet thuishoren. Huston maakte met ‘The Asphalt Jungle’ een baanbrekende film, niet alleen doordat hij eigenhandig het subgenre van de caperfilm ermee lanceerde, maar ook omdat niet eerder een gemankeerd boevengilde zo stevig op de voorgrond stond en zo de sympathie van de kijker wist te winnen. Ze doen ook maar ‘gewoon’ hun werk, lijkt Huston te willen zeggen. Elke scène, elk beeld, elk frame is spot on. Hier is duidelijk de hand van een meesterfilmer zichtbaar.

Patricia Smagge

Waardering: 4

Bioscooprelease: 29 juni 1951
Speciale vertoning: 16 en 19 augustus 2021 (Eye Zomerprogramma Film noir – The Dark Side of Hollywood)