The Bang Bang Club (2010)

Regie: Steven Silver | 103 minuten | drama | Acteurs: Ryan Phillippe, Malin Akerman, Taylor Kitsch, Frank Rautenbach, Neels Van Jaarsveld, Ashley Mulheron, Russel Savadier, Ashley Friedlander, Patrick Lyster

In april 2011 kwamen fotojournalisten Chris Hondros en Tom Hetherington om tijdens gevechten in Libië. Het toeval wil dat in dezelfde week ‘The Bang Bang Club’ (2010) uitkwam in de Verenigde Staten, een film over een viertal Zuid-Afrikaanse fotojournalisten die aan het begin van de jaren negentig grote faam maakte door hun verslagen van de schermutselingen in de nadagen van het Apartheid-regime. Het ANC, de partij van de in 1990 vrijgelaten Nelson Mandela, vocht niet alleen een bittere strijd uit met de blanke elite, maar had bovendien te maken met de Inkhata Freedom Party, waarin de zulu’s zich verenigd hadden. Waar ANC-leden opriepen tot staking, wilden zij doorwerken om de kost te kunnen verdienen. Een meningsverschil dat uitmondde in gevechten, brandstichting en veel bloedvergieten. The Bang Bang Club onderscheidde zich van andere fotografen doordat de vier leden altijd bovenop het nieuws zaten. Tijdens gevechten stonden ze vooraan, om de beste (en veelal meest schokkende) foto’s te maken. Twee van hen wonnen de prestigieuze Pulitzer-prize voor hun werk.

De door Steven Silver geregisseerde film begint wanneer ‘rookie’ Greg Marinovich (Ryan Phillippe) voet aan de grond probeert te krijgen als fotograaf. Hij heeft dan niet de beste camera, hij beschikt wel over de nodige lef en is gek genoeg om zich te wagen in de townships om unieke foto’s te schieten. De meer ervaren fotografen Kevin Carter (Taylor Kitsch), Ken Oosterbroek (Frank Rautenbach) en Joao Silva (Neels van Jaarsveld) krijgen hem in het vizier en zijn zo onder de indruk van de jonge hond dat hij een freelance-contract aangeboden krijgt bij hun krant. Daar komt hij onder leiding te staan van beeldredacteur Robin Comley (Malin Akerman), voor wie hij vrijwel direct iets voelt. Het viertal wordt er regelmatig op uit gestuurd om de meest penibele situaties op beeld vast te leggen, en met succes want hun foto’s gaan de hele wereld over. Een schokkende foto van Marinovich, waarin te zien is hoe een man levend verbrand, levert hem de vermaarde Pulitzer Prize op.

Maar het werk heeft ook zijn keerzijde. Want hoe kun je zo veel verschrikkingen van dichtbij meemaken zonder dat het iets met je doet? Heb je, behalve het feit dat je deze brute aanvallen vastlegt om het te verspreiden, nog morele verplichtingen ten opzichte van de slachtoffers? Moet je ter plekke ingrijpen als je de mogelijkheid hebt? Vooral Carter worstelt met deze vragen. Hij onderdrukt zijn twijfels met een groeiend gebruik van verdovende middelen, waardoor hij zijn baan op de tocht zet. Om zijn zinnen te verzetten wordt hij naar Soedan gestuurd, waar hij een onvergetelijke foto maakt van een hongerend meisje dat nauwlettend in de gaten gehouden wordt door een opportunistische aasgier. Ook hij wint een Pulitzer Prize, maar daarmee zijn zijn innerlijke demonen nog niet verdreven. Marinovich, Oosterbroek en Silva ervaren de risico’s van het vak op een andere manier: ze raken verstrikt in een vuurgevecht, waarbij twee van hen ernstig gewond raken.

‘The Bang Bang Club’ is gebaseerd op de memoires van Marinovich en Silva, de enige twee van de vier musketiers die nog in leven zijn (Silva raakte bij aanvallen in Afghanistan zijn beide benen kwijt en Marinovich heeft inmiddels een minder risicovol beroep gekozen). Silver volgde hun ooggetuigenverslag nauwgezet, maar romantiseerde het geheel flink, door de vrouwen in de levens van de fotografen een prominente rol te geven. Dat is jammer, want juist de morele vraagstukken – die slechts zijdelings worden aangestipt – zijn veel interessanter dan de relationele perikelen. Vragen worden door Silver wel gesteld, maar niet beantwoord: hij lijkt het aan de kijker zelf over te laten om te bepalen in hoeverre Marinovich en co. verplichtingen hebben ten opzichte van de mensen die ze fotograferen. De focus ligt bij Marinovich, zijn karakter wordt het best uitgewerkt. De anderen (vooral Oosterbroek en Silva) blijven helaas wat eendimensionaal. Carter is het meest interessante van het viertal, juist omdat hij zich het meest kwetsbaar opstelt. Van een levenslustige en mensenlievende spring-in-het-veld verandert hij in een wrak. Taylor Kitsch zet deze rol uitstekend neer. Overigens spelen alle acteurs hun rollen zeer behoorlijk. Zelfs de Zuid-Afrikaanse accenten van de buitenlandse acteurs kunnen ermee door en dat is een prestatie op zich.

Ondanks zijn gebrek aan diepgang is ‘The Bang Bang Club’ een fascinerende film. Silver en cameraman Miroslaw Baszak brengen de broeierige periode in de aanloop naar de eerste vrije verkiezingen in Zuid-Afrika op overtuigende wijze tot leven en het acteerwerk is over de hele breedte prima (al steelt Taylor Kitsch de show als de breekbare Kevin Carter). Silver had iets meer kunnen doen met de morele vraagstukken die het beroep van fotojournalist achtervolgen, om zijn film zo meer betekenis te geven. Nu hij dat niet doet en de nadruk op de spectaculaire fotoshoots legt (die overigens vakkundig in beeld worden gebracht), blijft zijn film te veel aan de oppervlakte om echt indruk te maken. ‘The Bang Bang Club’ kijkt echter prettig weg en verdient zeker een groot publiek.

Patricia Smagge