The Doors: When You’re Strange (2010)
Regie: Tom DiCillo | 90 minuten | muziek, documentaire | Met: Jim Morrison, John Densmore, Robby Krieger, Ray Manzarek | Originele stemmencast: Johnny Depp
“If the doors of perception were cleansed everything would appear to man as it is. Infinite.” Zo stelde Aldous Huxley in zijn boek The Doors of Perception, waar de illustere rockband hun naam op baseerde. De feature documentaire van schrijver en regisseur Tom DiCillo opent na deze quote – hoe kan het ook anders – met beelden van hun legendarische frontman. We ontmoeten Jim Morrison als hij aan de kant van de Amerikaanse snelweg probeert te liften, nadat hij z’n sportwagen in puin heeft gereden. Als er even later een auto stopt, buigt Morrison over het open portier en kijkt hij de camera aan, alsof hij wil zeggen dat wij bij hem in mogen stappen, mee mogen op zijn avontuur. En inderdaad, in de volgende scène zit hij zelf achter het stuur. Op de radio klinkt het journaal van 3 juli 1971: ‘Vandaag is de charismatische leider van The Doors in zijn hotelkamer in Parijs om het leven gekomen. Jim, we zullen je missen.’
James Douglas Morrison. Legendarische cultheld. Begenadigd zanger en dichter. Zoals anderen van zijn generatie – Janis Joplin, Jimi Hendrix – op 27-jarige leeftijd veel te vroeg om het leven gekomen, en daardoor voor altijd jong gebleven. Maar vooral onlosmakelijk verbonden aan dat rockbandje dat in het tweede deel van de jaren zestig uitgroeide tot de Rolling Stones van de VS en in die tijd ongeveer 80 miljoen platen verkocht: The Doors. Geen wonder dat DiCillo de periode van 1965 tot de zomer van 1971 koos voor het brandpunt van zijn documentaire: na de dood van Morrison bleef de band nog twee jaar actief, maar was het beste werk al afgeleverd. De zes albums die het viertal – drummer John Densmore, gitarist Robbie Krieger, toetsenist Ray Manzarek en zanger Jim Morrison – samen maakten haalden allen goud in de platenzaak. Nummers van met name debuutplaat The Doors (Break on Through, Light My Fire, The End) en de zesde en laatste plaat met Morrison, L.A. Woman (Love Her Madly, L.A. Woman, Riders on the Storm) komen nog dagelijks op de radio voorbij. In beide gevallen toegeschreven aan The Doors als geheel, terwijl ieder lid een eigen element bracht. Zo is bijvoorbeeld de (waarschijnlijk) grootste hit Light My Fire van de hand van gitarist Robbie Krieger (het eerste nummer dat hij ooit schreef) en tekende John Densmore voor de opbouw van L.A. Woman, waarin Morrison het bekende anagram van zijn naam verwerkte: Mr. Mojo Risin. In het perspectief van de film steekt DiCillo echter niet onder stoelen of banken dat The Doors toch vooral om Morrison draait. In één van de eerste scènes zien we de vier bandleden als ze voor een concerttour op een vliegveld aankomen en zich één voor één voorstellen met voornaam, achternaam, leeftijd of geboortedatum en functie binnen de band (‘Raymond Daniel Manzarek, February 12, 1939, keyboardplayer’). Behalve Morrison. Zijn antwoorden blijft beperkt: ‘Jim’, is de reactie als de reporter naar zijn naam vraagt. Op de vervolgvraag, ‘What do you do’, krijgen we enkel een veelbetekende grijns van de hier 22-jarige. De toon is daarmee gezet.
‘The Doors: When You’re Strange’ is een bijzonder verhaal, van de zanger en zijn band. Veel factoren, zoals de getroebleerde relatie tussen Morrison en zijn ouders of de verdere carrières van het overgebleven drietal, blijven daarbij helaas onderbelicht. Maar voor die eerste zes jaar uit de geschiedenis van The Doors heeft de anderhalf uur lange film een encyclopedische scherpte: geen van het pad dwalende diepgang, maar een geslaagd overzicht dat alle bepalende momenten en onderdelen raakt en daarmee de voornaamste hoogte- en dieptepunten voorbij laat komen. De hits, de tours, de creatieve opnamesessies van de vier muzikanten. Maar ook de excessieve verslavingen van Morrison, zijn strijd met drank en drugs op zoek naar zichzelf, en de rechtszaken omwille van zijn gedrag op het podium. De kroniek wordt bijgestaan door fantastische archiefbeelden en mooi aan elkaar gepraat door de haast bezwerende stem van Johnny Depp, zelf een groot fan. Een sterk punt is ook de keuze enkel oud en in sommige gevallen nooit eerder beeldmateriaal te gebruiken. Geen verse interviews of andere moderne onderbrekingen uit deze tijd, maar een min of meer chronologisch verloop vanaf de oprichting van de band tot het overlijden van de frontman. Je waant je hierdoor in die jaren zestig, waardoor er ruimte is voor de politieke achtergrond, de heersende cultuur van die periode en een beeld van de algehele tijdgeest. In de woorden van de regisseur: ‘het graven in het originele archiefmateriaal was alsof je met een retrospectieve invalshoek van veertig jaar in een spiegel van Amerika viel. Het resultaat is een levende documentaire, een beeld van het onderwerp alsof het twee dagen geleden geschoten is.’ De muziek komt er nog beter door tot z’n recht. Dat de soundtrack van ‘When You’re Strange’ ronduit geweldig is, behoeft tenslotte geen uitleg. Het geheel biedt een prachtig muzikaal portret voor de kenner en liefhebber, en een verplicht kijkje in Morrisons jaren zestig voor diegenen die nog niet voldoende bekend zijn met The Lizard King en zijn nalatenschap.
Robert Nijman
Waardering: 4
Bioscooprelease: 20 mei 2010