The Great Gatsby (2000)

Regie: Robert Markowitz | 94 minuten | drama | Acteurs: Toby Stephens, Paul Rudd, Mira Sorvino, Martin Donovan, Francie Swift, Heather Goldenhersh, Matt Malloy, William Camp, Richard Jutras, Jerry Grayson, Janine Theriault, Alexander Bisping, Marin Kevan, Claudia Besso, Gillian Ferrabee, Tim Rozon, Tony Calabretta, Megan Broadman, Andrea Sadler, Jason Conyers, Allen Altman, Ernie Jackson, Dean Patrick Fleming, Paul Hopkins, Burt Harris, Tricia Paoluccio

Dat een verfilming van een literair meesterwerk niet ook zélf een meesterwerk hoeft te zijn, bewijst de film ‘The Great Gatsby’ (2000), naar het gelijknamige boek van F. Scott Fitzgerald. Deze verfilming is inmiddels de vierde adaptatie van dit liefdesverhaal dat zich afspeelt net na de Eerste Wereldoorlog. En eerlijk gezegd is het een nogal overbodige film, die zijn voorganger uit 1974 niet weet te overtreffen.

Het verhaal wordt verteld door Nick Carraway (Paul Rudd), een jongeman die verhuist naar Long Island, waar hij regelmatig bij zijn vreemdgaande vriend Tom Buchanan (Martin Donovan) en diens ongelukkige vrouw Daisy (Mira Sorvino) over de vloer komt. Al snel hoort hij verhalen over een rijke, ongetrouwde, flamboyante man, die in een gigantische villa in de buurt woont en beroemd en berucht is om zijn spetterende feestjes: Jay Gatsby (Toby Stephens). Al snel daarna wordt Nick uitgenodigd op één van Gatsby’s feestjes, waar hij de gastheer zelf ontmoet en vriendschap met hem sluit. Het blijkt dat Gatsby voor de Eerste Wereldoorlog een relatie had met Daisy. Maar toen hij naar het front ging verloren ze elkaar uit het oog. Na de oorlog heeft Daisy nog wel op Gatsby gewacht, maar toen hij niet snel genoeg terugkwam zwichtte ze voor de rijkdom die Tom Buchanan haar kon bieden. Nu zorgt Nick ervoor dat Gatsby en Daisy opnieuw met elkaar in contact komen, met alle verstrekkende gevolgen van dien…

Na de veelbelovende opening van de film, waardoor je meteen op het puntje van je stoel zit, zakt ‘The Great Gatsby’ al gauw in, en ebt de spanning weg om plaats te maken voor een soort verveling. Niet alleen de personages zijn verveeld – door de lange, warme zomer in de roaring twenties, waarin men overdag weinig anders leek te doen dan lamlendig op de bank hangen met cocktails in de hand, om ’s avonds weer los te gaan op één of ander glamourfeest – ook de kijker zal weinig geboeid zijn door wat hij voorgeschoteld krijgt. Deze ietwat zoetsappige film lijkt ontzettend langdradig, maar zodra hij is afgelopen blijf je toch zitten met de vraag ‘is dit alles?’… Paul Rudd zou als Nick Carraway de kijker mee moeten sleuren in het verhaal, maar helaas gebeurt dat niet. Rudd lijkt beter op zijn plaats in series als ‘Friends’ of romantische komedies als ‘The Object of My Affection’ (1998), maar voor een serieus drama als ‘The Great Gatsby’ lijkt hij niet in de wieg gelegd. Zijn spel is niet overtuigend en hij lijkt op één of andere manier niet op zijn plaats in de jaren 20. Toby Stephens, die veel beter kan dan dit, zet een aardige prestatie neer als Gatsby, hoewel deze niet bepaald ‘great’ te noemen is.

De verfilming uit de jaren 70 was wat dit alles betreft beter, en de glamour van de jaren 20 en de uitbundige feestjes van Gatsby zijn in die productie allemaal net iets beter in beeld gebracht, waardoor de perfecte sfeer voor het verhaal wordt geschept. Van een film die 25 jaar later is gemaakt mag je iets meer verwachten dan een ongeïnspireerde herhaling van wat al drie keer eerder is gedaan. De zoetsappige muziek en saaie cameravoering werken ook niet echt mee om van deze film nog enigszins iets bijzonders te maken. Allemaal erg jammer, want het verhaal rond ‘The Great Gatsby’ heeft meer tragiek en dramatiek in zich dan deze laatste verfilming, die op geen enkel punt weet uit te blinken, ervan laat zien. Dit alles maakt van ‘The Great Gatsby’ een niet onaardig niemendalletje, maar indrukwekkend is het zeker niet.

Franka Kersten