The King’s Speech (2010)

Regie: Tom Hooper | 120 minuten | drama, geschiedenis | Acteurs: Helena Bonham Carter, Colin Firth, Guy Pearce, Michael Gambon, Geoffrey Rush, Timothy Spall, Jennifer Ehle, Derek Jacobi, Anthony Andrews, Eve Best, Dominic Applewhite, Max Callum, Filippo Delaunay, Tim Downie, Freya Wilson, Mark Barrows, Harry Sims, Sean Talo, Anna Reeve Cook

Tom Hooper is lekker bezig. De pas 38-jarige regisseur wentelde al een aantal van zijn eerdere producties in Emmy’s en Golden Globes, en gooide hoge ogen met zijn visie van de eerste vijftig jaar van de Verenigde Staten (“John Adams”) en een gedeeltelijke geschiedenis van het Britse koningshuis (“Elizabeth I”). Beide HBO-series wonnen de genoemde prijzen voor zowel beste miniserie als beste mannelijke én vrouwelijke hoofdrol – naast een scala aan andere film- en televisieprijzen. De Britse filmmaker laat zijn eigen goede voorbeeld goed volgen, en duikt opnieuw in de historische verwikkelingen van de lokale Kroon. En opnieuw doet hij dat niet halfslachtig. Mocht Helen Mirren al aantreden als Elizabeth I (een rol die ze later tot Oscarwinnens toe perfectioneerde in ‘The Queen’) en was het aan Paul Giamatti om John Adams gestalte te geven, ditmaal is de beurt aan Colin Firth om de troon te bestijgen. Bijgestaan door een willekeur aan interessante bijrollen – Michael Gambon, Helena Bonham Carter, Guy Pearce en een innemende Timothy Spall als Winston Churchill, om er maar een paar te noemen. De voornaamste ondersteunende rol is echter voor Geoffrey Rush als Lionel Logue, de zelfverklaard logopedisch specialist die aangesteld wordt om aanstaande koning George VI van zijn stotteren en daaruit voortvloeiende angst voor publiek spreken af te helpen, en gaandeweg een hechte vriendschap met de aanstaande vorst sluit.

‘The King’s Speech’ leunt op vrijwel alle fronten op zowel die vriendschap als de vertolkingen van de beide heren. En dat is op geen enkele wijze een negatief punt, of een reflectie op de eveneens geslaagde bijrollen. De twee gelauwerde acteurs beheersen op imponerende wijze het scherm, waarbij hun chemie haast tastbaar is – alsof je vanaf de eerste rang naar een toneelstuk kijkt. De typische Britse humor in het script van Londenaar David Seidler, die zelf stotterde in zijn jeugd en om die reden opkeek naar George VI, vindt een dankbare uitlaat in de bij vlagen hilarische, maar altijd ingetogen (want Britse) interactie tussen de koning en zijn spraaktherapeut. De van origine Australische Lionel noemt de koning consequent Bertie en accepteert geen verschillen van stand in zijn praktijk, maar durft tegelijkertijd niet tegen zijn vrouw te zeggen dat Albert Frederick Arthur George, His Royal Highness The Duke of York, één van zijn patiënten is – en kent wel degelijk zijn plaats ten opzichte van zijn uiteindelijke koning. Al is dat niet omdat het karakter van Bertie dat opeist – die is in eerste instantie gewoon niet anders gewend in zijn omgang met mensen van buiten het koninklijk huis. De humor zit dan vooral in de subtiele wisselwerking tussen de twee totaal verschillende personen, die samen het midden vinden en een uitzonderlijke vriendschap aangaan. Als Lionel tijdens een spraakoefening de vraag ‘you do have control over your own mouth, don’t you?’ stelt, is de reactie gespeeld verbaasd: ‘it’s obvious you’ve never met a member of the royal family.’ En op het antwoord van Bertie op de vraag wat hij voelt bij een trainingsoefening van zijn middenrif (‘just hot air’, een opmerking die met Nederlandse ondertiteling geen recht gedaan kan worden), reageert Lionel snaaks met ‘isn’t that what public speaking is all about?’ Ook als die wisselwerking wat kolderieker wordt, en Bertie gedurende de lessen overstapt op zang en grof taalgebruik omdat het stotteren bij dergelijke uitingen wegvalt, slagen de twee karakteracteurs er op een sprekend Engelse wijze in geloofwaardig en respectabel te blijven – terwijl het gemakkelijk flauw en onnozel had kunnen worden.

Door de bijzondere band die Bertie en Lionel opbouwen, zou je welhaast vergeten dat de spraaktrainingen van de laatste een belangrijk doel dienen. Een koning van het destijds immense Britse Rijk ten tijde van de opkomst van radio optredens, die zijn volk niet coherent toe kan spreken, heeft een probleem. Vooral gezien het land dat George VI erft van zijn vader – via een kortstondig koningschap van zijn oudere broer Edward (Guy Pearce), die andere plannen had – aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog staat, en om een leider vraagt. De leider die Bertie kan zijn, als hij in zichzelf ziet wat zijn omgeving, en vooral zijn vrouw en vader (een warme Bonham Carter en een vorstelijke Gambon), al lang gezien hebben. En de kijker ergens ook – George ‘Bertie’ VI is een veel sterker karakter dan een oppervlakkige beperking zoals een spraakgebrek doet voorkomen, en Colin Firth brengt dat vanaf een sjofel publiek optreden in de openingsscène direct naar voren. Als de metamorfose van de ergens zo schuchtere George VI uiteindelijk compleet is, is ook die ontwikkeling gedragen door het tweetal Rush en Firth. Natuurlijk, de groei van het personage van Firth leidt effectief tot de memorabele – en dankzij de score van Alexandre Desplat ook roerende – afsluitende toespraak die de koning voor zijn landgenoten houdt op de dag dat Engeland de Duitsers de oorlog verklaard heeft, maar het zijn de acteurs achter de twee inmiddels goede vrienden die debet zijn aan die prachtige afsluiting. Rush, omdat zijn Lionel de drijvende kracht is achter de vooruitgang van the king’s speech – niet ontoevallig de reden dat Hooper hem het laatste frame geeft, als de koning op het bordes van Buckingham Palace zijn volk groet. De man op dat bordes is echter het hart van de film, en aan de invulling door Colin Firth klopt alles. Hij maakt van een interessant geschiedkundig portret voornamelijk een indrukwekkende karakterschets. Het is daarom passend dat hij in de slotscène een beroemde en bewogen toespraak mag geven – als hij zijn Oscar voor beste mannelijke hoofdrol in ontvangst neemt, zal hij voor een speech van dat formaat en gewicht de tijd niet krijgen.

Robert Nijman

Waardering: 4

Bioscooprelease: 17 februari 2011