The Little Girl Who Lives Down the Lane (1976)

Regie: Nicolas Gessner | 91 minuten | drama, horror, thriller | Acteurs: Jodie Foster, Martin Sheen, Alexis Smith, Mort Shuman, Scott Jacoby, Dorothy Davis, Clesson Goodhue, Hubert Noël, Jacques Famery, Mary Morter, Julie Wildman

Jodie Foster was amper zes jaar toen ze al voor de camera stond. Aanvankelijk speelde ze vooral in televisieseries en -films, maar nog voor haar tiende verjaardag had ze haar debuut gemaakt in een speelfilm, ‘Napoleon and Samantha’ (1972). Op haar veertiende had ze haar eerste Oscarnominatie al binnen, toen ze een piepjong hoertje speelde in Martin Scorseses klassieker ‘Taxi Driver’. In datzelfde jaar, 1976, zou Foster met ‘Bugsy Malone’, ‘Freaky Friday’ en de vergeten cultfilm ‘The Little Girl Who Lives Down the Lane’ overigens definitief haar visitekaartje afgeven. Of ze zelf altijd even gelukkig was met haar rollen, mag in twijfel worden getrokken. Vooral aan de opnamen van ‘The Little Girl Who Lives Down the Lane’ heeft ze geen al te leuke herinneringen, al geeft ze dat niet graag toe. Haar tegenspeler Scott Jacoby liet in 1977 in Seventeen Magazine los dat Foster om verschillende redenen van de kaart was op de set, onder meer omdat regisseur Nicolas Gessner haar een naaktscène liet spelen. Uiteindelijk zou haar oudere zus Connie als body double fungeren.

In ‘The Little Girl Who Lives Down the Lane’ acteert de pas veertienjarige Foster al bijzonder volwassen. Ze speelt Rynn Jacobs, een zonderling meisje dat sinds enkele maanden in een groot huis nabij de zee woont. Het is Halloween en Rynn viert haar verjaardag. Alleen. Net wanneer ze de kaarsjes uit wil blazen wordt er op de deur geklopt. De enge, opdringerige buurman Frank Hallet (Martin Sheen) staat voor de deur. Hij laat zichzelf binnen en binnen enkele minuten is duidelijk dat hij het jonge meisje wel ziet zitten. In plaats van haar vader te roepen, die volgens haar in zijn werkkamer bezig is, wimpelt ze Franks avances zelf af. De volgende dag komt Franks moeder, landeigenares en local big shot Mrs. Hallet (Alexis Smith) even buurten. Arrogant en onuitstaanbaar als ze is, maakt ze constant denigrerende opmerkingen tegen Rynn, die al snel genoeg heeft van deze bemoeial. Een tragisch ongeluk zorgt ervoor dat het meisje voor altijd verlost is van de vervelende Mrs. Hallet, maar het rakelt ook meer vragen op rond haar eigen persoontje. Waar zijn bijvoorbeeld haar ouders, wat is er met hen gebeurd? Rynn besluit een andere outcast uit het stadje, amateurgoochelaar Mario (Scott Jacoby) in vertrouwen te nemen. Ondertussen vraagt Frank zich af wat er met zijn moeder is gebeurd.

‘The Little Girl…’ laat zich niet eenvoudig in een hokje stoppen. De film wordt gepresenteerd als horror, maar met dat stempel doe je het complexe verhaal zeker te kort. De term mysterie lijkt meer op z’n plaats, al zijn er ook veel elementen van drama en zelfs romantiek terug te vinden. Aan de basis van deze film ligt de gelijknamige novelle van Laird Koenig, die zelf het script schreef. Zijn verhaal is in feite opgezet als een toneelstuk voor vijf acteurs (Rynn, Frank, Mrs. Hallet, Mario en agent Miglioriti). De centrale locatie is het landhuis waar Rynn woont en in de film wordt zelden verplaatst naar een andere plek. Die enkele keer dat dat wel gebeurt, wordt er eigenlijk niets mee toegevoegd. Koenig had dat dus eigenlijk best achterwege kunnen laten. De in Hongarije geboren regisseur Nicolas Gessner kreeg maar weinig voet aan de grond in Engelstalige landen. Alleen zijn films ’12 + 1′ (1969) en ‘Someone Behind the Door’ (1971) deden het aardig. ‘The Little Girl…’ is veruit zijn beste werk. Het filmpje is intrigerend en bij vlagen erg spannend – zonder daarbij te leunen op shockeffecten, want die zijn er niet of nauwelijks. De personages zijn wellicht wat eendimensionaal en het verhaal is eigenlijk erg onwaarschijnlijk, maar dankzij de uitstekende performances vergeef je deze film en zijn makers een hoop.

Jodie Foster is geknipt voor de rol van de vroegwijze en -rijpe Rynn. Zelfs als kind was zij al zo volwassen als actrice, dat het volkomen geloofwaardig overkomt dat ze Chopin draait, Emily Dickinson leest en Hebreeuws studeert. De subtiele manier van manipuleren wordt in al zijn nuances door Foster overgebracht. Martin Sheen dikt zijn rol als de perverse Frank Hallet wellicht iets te veel aan, maar komt in zijn laatste rol voor hij het legendarische ‘Apocalypse Now’ (1979) zou maken prima voor de dag. Alexis Smith sneert heerlijk als zijn bitchy moeder en Scott Jacoby zet de sympathieke Mario op warme en geloofwaardige wijze neer. De chemie die hij met Foster heeft is wellicht wat geforceerd maar de manier waarop hun vriendschap tot stand komt is meer dan geloofwaardig. De grootste verrassing is liedjesschrijver Mort Shuman (‘Viva Las Vegas’) als de vriendelijke agent Miglioriti. Shuman had nauwelijks acteerervaring maar doet niet onder voor de rasacteurs waarmee hij samenspeelt. De film werd low budget opgenomen in Canada. De cinematografie is degelijk maar weinig prikkelend. Christian Gauberts muziek doet hier en daar de wenkbrauwen fronsen. Goed gekozen pianostukken van Chopin wisselt hij af met bizarre, zelfgecomponeerde seventies synth rock wat meer op zijn plaats was geweest in ‘Dirty Harry’ (1971). Jammerlijke misser.

Mysterieus, tragisch en niet altijd even geloofwaardig, dat is ‘The Little Girl Who Lives Down the Lane’. Een typisch product van zijn tijd bovendien, want de film doet in zijn geheel wat gedateerd aan. Dat doet echter niets af aan de kwaliteiten van deze haast vergeten cultklassieker. Het mysterie rond Rynn Jacobs weet de gemoederen tot het einde toe bezig te houden: hoe is het toch zo ver gekomen met dit meisje en hoe moet het nu verder? Over de gehele linie is het acteerwerk uitstekend, Foster met een straatlengte voorop. Het script is bijzonder intrigerend – ondanks een soms twijfelachtige geloofwaardigheid. Zonde om deze film links te laten liggen!

Patricia Smagge