The Man Who Knew Too Much (1934)
Regie: Alfred Hitchcock | 73 minuten | actie, drama, thriller, misdaad | Acteurs: Leslie Banks, Edna Best, Peter Lorre, Frank Vosper, Hugh Wakefield, Nova Pilbeam, Pierre Fresnay, Cicely Oates, D.A. Clarke-Smith, George Curzon
‘The Man Who Knew Too Much’ is een vroege geluidsfilm van Hitchcock – later door hemzelf opnieuw bewerkt in een Amerikaanse versie met James Stewart en Doris Day in de hoofdrollen – die al veel van zijn latere flair laat zien. De film bevat geslaagde individuele scènes, maar als overkoepelend verhaal iets te weinig dramatische motivatie en samenhang bevat om de kijker echt aan zich te kunnen binden.
Het is jammer dat de film nooit als geheel tot zijn recht komt, omdat de ingrediënten wel degelijk aanwezig zijn. Er is Peter Lorre, die net veel succes in Fritz Langs ‘M’ had beleefde en nog nauwelijks Engels sprak, en hier weer een karakteristiek glad, androgyn, humoristisch, en ongrijpbaar personage neerzet. Hij is een belangrijke reden dat de film zo amusant blijft.
Een ander aangenaam gegeven van de film is het vlotte tempo, de snelle opeenvolging van plotpunten, en de veelheid aan locaties, wat doet denken aan een film als ‘North By Northwest’. Er wordt snel gewisseld tussen de sneeuwvlaktes van Zwitserland en de straten van Londen; tussen een thuislocatie, een tandarts, een tempel, een concerthal, en een appartementencomplex. Het houdt de film afwisselend.
Ook gebruikt ‘The Man Who Knew Too Much’ verschillende tonen en registers. De film gaat moeiteloos van speels en humoristisch, naar dramatisch en spannend en tussendoor nog wat komische touches. Zo zorgt Bobs sidekick Clive (Hugh Wakefield) regelmatig voor de nodige comic relief. Zo moet hij bij de tandarts – waar een criminele rendez vous plaats zal vinden – net doen of hij een legitieme patiënt is en kiespijn heeft, met als gevolgd dat hij juist met kiespijn (of een ontbrekende kies) de tandartskamer weer verlaat. En als ze later een tempel met zonaanbidders bezoeken, moet hij als vrijwilliger naar voren komen, tot het lichtelijk amusement van zijn maatje.
Tenslotte heeft de plot in theorie veel dramatische en spanningopwekkende potentie: er wordt een dochtertje ontvoerd, wier leven bedreigd wordt, er wordt een moordaanslag beraamd, die voorkomen dient te worden, en in de film komen lange shootouts en gevechten voor tussen de schurken en de good guys. Maar vrijwel geen van deze elementen komt voldoende tot zijn recht in de film als geheel. Een reden hiervoor is dat alles samengevoegd wordt en ervan uit wordt gegaan dat de kijker tegelijkertijd aan alles evenveel waarde hechten. Maar waarom zijn de ouders van het ontvoerde meisje zo emotioneel betrokken bij de mogelijke aanslag op een diplomaat? De vrouw, Edna (Jill Lawrence) is nauwelijks aangedaan wanneer haar Franse collega, waarmee ze net aan het dansen is om haar man jaloers te maken, wordt doodgeschoten, maar er loopt een traan over haar wangen wanneer ze in de Royal Albert Hall concerthal getuige dreigt te worden van de moordaanslag op een anonieme diplomaat.
Het zou ze toch voornamelijk om hun dochtertje moeten gaan, die gewoon veilig zou zijn zolang het echtpaar de geheime informatie op het briefje maar niet prijsgeeft aan de politie. Dan zou de prioriteit duidelijk moeten zijn. Maar het is denkbaar dat ze een sociale verplichting voelen en niet indirect een moord op hun geweten willen hebben. Toch blijft het zo dat de kijker weinig betrokken is bij de moord op de diplomaat. Hij heeft geen band met de beste man en wil gewoon dat het gezinnetje weer herenigd wordt. Overigens is het vreemd dat schurk Abbott (Peter Lorre) gewoon in bijzijn van Bob en zijn dochtertje uitlegt wat zijn plan is en precies op welk moment hij de diplomaat wil doden, maar dit zal wel een genrevereiste zijn. Zo ongeveer iedere James Bond-schurk maakt zich immers ook schuldig aan dit soort onhandigheden.
Onafhankelijke scènes zijn soms spannend, zoals wanneer Bob en Clive eerst infiltreren bij de tandarts en later in de zonnetempel, maar de gevechten komen vaak knullig of slecht gemonteerd over. In de tempel gaan Bob en Clive een vuist- en stoelengevecht aan met de schurken (een pistool zou teveel geluid maken), en de grote shootout aan het einde van de film duurt veel te lang en kent te weinig dynamische montage of overzichtsshots om het voor de kijker begrijpelijk en interessant te houden. Het zijn steeds maar dezelfde shots vanuit het kamertje van de schurken zonder dat goed duidelijk is wat er buiten gebeurt met de agenten en wat hun strategie is.
Het einde van de film zorgt ervoor dat de plot met het dochtertje weer even goed op de voorgrond komt met een dramatische en spannende resolutie, waarbij er op leuke wijze gerefereerd wordt aan één van de eerste scènes van de film, maar jammer genoeg is deze elegantie en duidelijke focus niet karakteristiek voor de rest van de film, die uiteindelijk toch wat te episodisch aanvoelt en te weinig betrokkenheid weet te genereren. Een zeker geen onverdienstelijke poging dus, deze vlotte “talkie” van Hitchcock, maar nog geen film die echt weet te overtuigen.
Bart Rietvink