The Mark of Cain (2007)

Regie: Marc Munden | 90 minuten | drama, oorlog, geschiedenis | Acteurs: Matthew McNulty, Gerard Kearns, Shaun Dooley, Leo Gregory, Alistaire Petry, Brendan Coyle, William Atkinson, Shaun Dingwall, Naomi Bentley, Dhaffer L’Abidine, Heather Craney, Matthew Graville, Barry Sloane, Khalid Laith, Houda Echouafni, Ian Ralph

Marc Mundens ‘The Mark of Cain’ laat zien dat je geen gigantisch budget nodig hebt om een (anti-)oorlogsfilm te maken die je middenin het oorlogsgebied plaatst en je doet snakken naar adem. Sterker nog, misschien is een wat minder grootse en gelikte benadering wel te prefereren in dit geval. Vooral omdat de kijker hier in het hoofd dient te kruipen van Treacle om zijn persoonlijk onrust te kunnen ervaren, is een kundig ingezette handheld camera en competente editing effectiever dan een grootschalige bombast en hoge productiewaarden.

Deze eerste circa dertig minuten van de film, zijn het meest indrukwekkend. Je zit werkelijk in spanning voor de jongen, de onervaren Treacle, die niet weet wat hem overkomt wanneer hij middenin een intens vuurgevecht komt te zitten. Als kijker hoor je de kogels zelf om je oren vliegen en duik je bijna letterlijk weg om voor de vijanden weg te duiken die onze helden hebben omsingeld.

De agressie en het geweld van de Irakese rebellen maakt ook de te verwachten thematiek interessant veelzijdig. Al in het begin van de film, wanneer de passieve soldaten – die alleen ter plekke zijn om de vrede te bewaren – bekogeld worden met stenen, begin je als kijker te vermoeden dat het wel eens een minder eenzijdig verhaal zou kunnen worden dan je zou denken. Het is immers niet ondenkbaar dat je hier als soldaat op zijn minst moedeloos en verontwaardigd van raakt. En wanneer later een soldaat met auto en al wordt opgeblazen, is enige felheid in de reacties van de vredessoldaten niet bepaald vreemd te noemen.

In dat licht is het enigszins te betreuren, dat de Irakezen die in reactie hierop gevangen worden genomen en worden vernederd, mishandeld, en zelfs vermoord, onschuldig zijn. Dit mag dan wel daadwerkelijk zo gebeurd zijn, er is niet echt sprake van een moreel dilemma bij het beoordelen van de handelingen van de militairen. Dit is gewoon ontegenzeggelijk fout en afkeurenswaardig. Interessanter zou het geweest zijn om wangedrag aan te kaarten jegens Irakezen die waarachtig ergens schuldig aan zijn. Het vernederen en mishandelen van ontwapende, en hulpeloze, maar schuldige gevangenen zou immers ook niet getolereerd mogen worden, maar de argumentatie hiervoor zou veel sterker moeten zijn dan in het geval van ‘The Mark of Cain’, waar de slechten en de goeden in duidelijke kampen zijn onderverdeeld. En Treacle is de onschuldige naïeveling die hierin wordt meegetrokken en natuurlijk het geweten van de film vertegenwoordigd. Het is allemaal iets te retorisch en weinig verrassend.

De film vertelt weliswaar een belangrijk verhaal, maar de thematiek en de manier van vertellen is op zich niet nieuw meer. Stanley Kubrick is één van de geesten die over de productie heen hangt, en die vergelijking kan bijna niet anders dan nadelig uitpakken voor de film in kwestie. Zo ook hier. Het wordt problematisch wanneer een vergelijkbare plotstructuur als in het superieure ‘Paths of Glory’ wordt toegepast, een film waarin ook verschillende soldaten door leidinggevenden worden opgeofferd om hun eigen fouten te verdoezelen. De lastige weg naar de rechtbank met alle bijbehorende intimidaties van de militaire superieuren, kan menige filmkenner wel dromen. Daarnaast zouden de directe gebeurtenissen die leiden tot de openbaarheid van de foto’s zo uit een soap of een tv-film geplukt kunnen zijn, in ieder wat betreft hun behandeling.

Dat gezegd hebbende weet de film wel degelijk de aandacht goed vast te houden. Er komen bijvoorbeeld interessante uitspraken aan de oppervlakte. Zo zegt Treacle dat het in het leger beter is om loyaal te zijn dan om morele moed te hebben. Als je niet loyaal (genoeg) bent, zal men minder geneigd zijn je te dekken in vuurgevechten, zo wordt hem door een maat verteld wanneer Treacle gevraagd wordt de gevangen te helpen af te tuigen. De manier waarop de gevangen vernederd worden is behoorlijk verontrustend: er wordt over de gevangenen heen geürineerd en ze worden geslagen, geschopt, en in compromitterende, homo-erotische poses gezet met andere gevangenen, juist omdat dit in de islam verboden wordt. Sommige gevangen brengen het er zelfs niet levend vanaf.

Des te pijnlijker wordt de film wanneer je je als kijker beseft dat het in grote lijnen écht zo gebeurd is – de film is fictie maar gebaseerd op uitgebreid research. Dit gegeven, en de specifieke context van de film (de plaats en tijd van handelen), geeft de film dan ook zijn meerwaarde. Als aanklacht tegen dit soort praktijken – en in het bijzonder tijdens de oorlog/vredebewaring in Irak – is ‘The Mark of Cain’ erg effectief. Dit verklaart ook dat de film de ‘Movies that Matter’-prijs heeft gewonnen op het International Film Festival Rotterdam 2007. De film is belangrijk en grijpt je door de doorleefde acteerprestatie van Gerard Kearns op verschillende punten aan. Dat dit type film al vaker – en beter – gedaan is, is dan iets minder belangrijk.

Bart Rietvink

Waardering: 3

Bioscooprelease: 19 oktober 2007