The Matchmaker (1958)
Regie: Joseph Anthony | 103 minuten | komedie, romantiek | Acteurs: Shirley Booth, Anthony Perkins, Shirley MacLaine, Paul Ford, Robert Morse, Perry Wilson, Wallace Ford, Russell Collins, Rex Evans, Gavin Gordon, Torben Meyer
Nog voor de openingstitels beginnen maakt ‘The Matchmaker’ al duidelijk dat kosten noch trucjes gespaard zijn voor deze luchtige komedie in stijlvol zwart en wit. Er wordt ingezoomd op een ansichtkaart met daaronder de tijds- en plaatsaanduiding (Yonkers, N.Y., 1884) tot het beeld ‘echt’ wordt en de vrouw op de kaart recht in de lens kijkt om ons als bioscoopbezoeker aan te spreken. Patsboem meteen de ‘vierde muur’ doorbroken en die muur krijgt geen tijd om te helen, want elk personage heeft zo zijn zegje te doen tot de kijker. Nu zijn de huidige toeschouwers door alle postmoderniteit gepokt en gemazeld, maar in 1958 was dit waarschijnlijk een opvallende ingreep.
Geen storende ingreep gelukkig, het geeft de personages de kans monologen te houden waarin ze de nodige informatie over zichzelf en de wereld kwijt kunnen, wat vooral in het geval van de allercharmantste bedriegster Dolly Levi aangenaam uit kan pakken. Shirley Booth zet een Mrs. Levi neer waar Barbra Streisand in de gemusicaliseerde versie van dit verhaal uit 1969 (‘Hello, Dolly!’) niet aan kan tippen. De andere personages zijn wat minder kleurrijk dan deze listige weduwe die de film haar titel geeft, desalniettemin zet Paul Ford een leuke Scrooge-imitatie neer en heeft het wel wat om Anthony Perkins (bekend van ‘Psycho’, 1960) als sympathieke, sullige vrijbuiter te zien, terwijl Shirley MacLaine haar lieflijke komische zelf is.
De plot, voornamelijk bedoeld om zoveel mogelijk komische scènes te creëren, komt door die ambitie soms wat geforceerd over. Als gierigaard Vandergelder naar New York gaat om zijn toekomstige bruid (althans, dat is zijn plan) Irene Molloy te ontmoeten krijgen zijn bedienden Cornelius en Barnaby het idee ook eens naar New York te gaan. Het toeval wil natuurlijk dat zij precies in dezelfde hoedenzaak terecht komen als waar Irene Molloy werkt en Vandergelder (met de hete adem van Dolly in zijn nek) op bezoek gaat. Irene en Cornelius vallen eigenlijk onmiddellijk voor elkaar en het vuurtje wordt aangewakkerd door Dolly, die Cornelius neerzet als bediende bij dag, fortuinverbrasser bij nacht, om te voorkomen dat Irene met Vandergelder wil trouwen. Cornelius zal vervolgens die reputatie waar moeten maken om Irene voor zich te winnen, wat de nodige hilariteit in een zeer sjiek restaurant – waar Vandergelder en Dolly zich ook weer bevinden – oplevert.
Is een komedie uit 1958 ook nu nog grappig? Schaterbuien zullen bij de kijker van nu waarschijnlijk uitblijven. Humor die toen misschien gewaagd was is nu nogal flauw (Vandergelder: “How will I recognize her?”, Dolly: “Mr. Vandergelder, how do you recognize the Rocky Mountains?” Vandergelder: “Well, those are big”, Dolly: “Then you’ll know Ernestina Simple”). Grappiger is het als Cornelius in een poging Irene te versieren de ‘Nederlandse betekenis’ van het onaanzienlijke dorpje Yonkers’ geeft: “a place where beauty rests”. Maar eerder dan grappig is de film vertederend in haar optimistische boodschap dat vrienden uiteindelijk belangrijker zijn dan geld. Dat de film in een tijd is geplaatst waarin de kolonisten de laatste oorspronkelijke bewoners van Amerika aan het uitmoorden waren is daarbij klaarblijkelijk nostalgisch bedoeld en dergelijke kritische kanttekeningen terzijde is ‘The Matchmaker’ ouderwets luchtig vermaak.
Emy Koopman