The Miracle Worker (1962)
Regie: Arthur Penn | 106 minuten | biografie, drama | Acteurs: Anne Bancroft, Victor Jory, Inga Swenson, Andrew Prine, Kathleen Comegys, Patty Duke
Het is een interessant gedachte-experiment om te moeten kiezen tussen doof- of blindheid. ‘The Miracle Worker’ gaat over een kind dat zowel doof, blind als stom is en dan rijst al snel de vraag: hoe valt er ooit een menswaardig bestaan te leiden in zo’n letterlijk uitzichtloze situatie?
Dat is het uitgangspunt van ‘The Miracle Worker’. Tegen het einde van de 19e eeuw is er de familie Keller met hun dochter Helen (Patty Duke). Er is vrijwel geen enkele communicatie mogelijk tussen het meisje en de rest van het gezin en dat drijft met name de moeder tot wanhoop. Bij de rigide vader en de – nogal irritante – broer leidt het tot de gedachte om het kind maar te laten opsluiten in een instituut. Ten einde raad wordt lerares Annie Sullivan (Anne Bancroft) ingehuurd en zij moet er stapje voor stapje voor zorgen dat Helen ‘ogen en oren’ krijgt om deel te nemen aan de wereld om haar heen.
Het is een waargebeurd verhaal en de film is gebaseerd op het gelijknamige toneelstuk. Dat is goed terug te zien, want er is heel veel aandacht voor de interactie tussen Helen en Annie. Die scènes zijn vaak lang waarbij er weinig gewisseld wordt in shots. Hierdoor wordt de nadruk echt gelegd op de dynamiek tussen de hoofdpersonen en je hoopt steeds weer op vooruitgang in het proces. Het is fascinerend om te zien hoe Helen in staat is om zich een behoorlijk ingewikkeld communicatiesysteem eigen te maken en het resultaat is een buitengewoon ontroerend portret van dingen die voor zo velen vanzelfsprekend zijn.
De muziek schuurt hier en daar wat met de toon van de film. Het is een soundtrack die beter bij een psychologische horrorfilm zou passen, omdat het bij vlagen best wel donker en dramatisch is. Die kanten zijn er natuurlijk, maar de intensiteit van de score is vaak net even iets té. Daarnaast blijft het acteerwerk van de eerder genoemde broer en de rest van de familie wat achter, maar dat stoort over de hele linie niet, omdat de focus toch op Helen en Annie ligt.
De stijl van regisseur Arthur Penn is goed terug te zien door close-ups en flashbacks, waardoor je als het ware ziet wat er zich in het hoofd van Annie afspeelt op het moment dat ze terugdenkt aan vroeger of droomt. Ook wordt er gebruikgemaakt van zogeheten jump-cuts; een snellere montage van beelden die vaart geven aan scènes die dat van zichzelf niet per se hebben. Doordat de film zwart-wit is, geeft dat ook mooie lagen aan het beeld van donker (geen zicht, geen gehoor, geen stem) en licht (het openstellen van de wereld). De regie is ook erg goed voor wat betreft voorwerpen. Zeker in het begin worden er veel dingen – al dan niet per ongeluk – kapot gegooid en als kijker zie je eigenlijk altijd van tevoren wel of er ergens een vaas staat die er wellicht aan zou kunnen gaan. Dat is een goede tactiek om je publiek betrokken te houden, omdat je nooit helemaal zeker weet of een voorwerp het gaat overleven.
Duke en Bancroft wonnen, volledig verdiend, beiden een Oscar voor hun prestatie in ‘The Miracle Worker’, maar toch lijkt het een beetje een ondergesneeuwde film te zijn in de eregalerij der filmklassiekers. Dat is zonde, want het is een kijkervaring die je niet zal vergeten.
Gijsbert Ambachtsheer
Waardering: 5
Bioscooprelease: 7 februari 1963