The Robber Symphony (1936)

Regie: Friedrich Fehér | 136 minuten | musical | Acteurs: Hans Fehér, Françoise Rosay, Magda Sonja, George Graves, Jim Gérald, Henri Valbel, Alexandre Rignault, Michael Martin-Harvey, Webster Booth, Jack Tracy, Al Marshall, Oscar Asche, George André Martin, Tela-Tchaï, Vinette, Ivan Wilmot

De jonge Giannino (Hans Fehér) leidt samen met zijn grootvader (George Graves) en moeder (Magda Sonja) een avontuurlijk bestaan als straatmuzikant. Hun huisbazin (Vinette) is een hysterisch kreng en Giannino vindt het dan ook leuk als de kelnerin (Tela-Tchaï) in het café waar hij wijn moet halen zegt dat ze een geintje met haar wil uithalen. Hij laat daarom de staldeur open die ook toegang biedt tot het huis van de huisbazin. Wat hij niet weet, is dat de kelnerin deel uitmaakt van de roversbende onder leiding van ‘De Zwarte Duivel’ (Alexandre Rignault).

Door een weggegooid sigaretje van Giannino ontstaat er brand in de stal en in de verwarring weet een van de rovers (Michael Martin-Harvey) het fortuin van de huisbazin te stelen dat ze altijd in een oude sok in haar bed bewaart. Hij kan het echter niet meenemen en verstopt het in de piano van Giannino die vlak daarna gescheiden raakt van zijn moeder en grootvader. Met slechts zijn ezel, hond en piano als gezelschap beleeft Giannino vele avonturen en ontsnapt enkele malen aan de dood, terwijl de bende van De Zwarte Duivel hem constant op de hielen zit. Ondertussen belandt zijn moeder in de gevangenis op beschuldiging van diefstal. De huisbazin verklaart dat Giannino, zijn grootvader en moeder de enigen waren in het bezit van de sleutel tot de stal en dat zij dus ook de dieven moeten zijn van haar gestolen fortuin. Het is jammer dat vooral in het begin het verhaal nogal chaotisch en daardoor soms vrijwel onbegrijpelijk is. Dit is toevallig ook het deel waarin bepaalde scènes ook nog eens extra moeilijk te volgen zijn doordat de kwaliteit van de film op die plekken erg slecht is. Ondanks herstelwerkzaamheden moet je als kijker veel giswerk verrichten, maar de geleverde inspanning wordt ruimschoots beloond.

Opvallend in deze film is de humor. Bij de opsomming van de dramatis personae aan het begin komen bijvoorbeeld afzonderlijk met naam en glamourafbeelding ook de hond, ezel en piano aan bod. Ook de rest van de film is doortrokken van deze milde spot. Een ander opvallend aspect is de muziek, zoals natuurlijk ook al uit de titel is op te maken. In het begin zie je het orkest op volle sterkte in een soort Charlie Chaplin outfit musiceren en in de rest van de film is niet alleen veel prachtige muziek te horen, maar ook zijn er een paar rovers die zingen en muziek maken waardoor dit element helemaal met het verhaal is verweven.

In het begin is de beeldkwaliteit minder, maar naarmate de film vordert, wordt de kijker gul getrakteerd op schitterend landschapsschoon. Zeker de beelden van Giannino die door een grillig sneeuwlandschap in de bergen trekt met zijn piano, hond en ezel zijn beeldschoon. Ontroerend is als zijn piano op een gegeven moment langzaam in de sneeuw wegzakt en uit zichzelf een afscheidslied ten gehore brengt, terwijl Giannino de bedroefde getuige is van dit ‘sterven’. De experimenten met diverse camerahoeken bereiken hun hoogtepunt als Giannino onder de sneeuw bedolven in een droomtoestand geraakt en het beeld de kijker meesleept in zijn verwarde gemoedstoestand.

De film is bij tijd en wijle warrig en het acteerwerk soms al te dramatisch, maar de plot is goed uitgewerkt en zit vol leuke toevalligheden. De muziek en de fraaie beelden completeren het tot een bijzondere kijkervaring.”

Diana Tjin-A Cheong

Waardering: 4

Bioscooprelease: 22 maart 1940