The Thing from Another World (1951)

Regie: Christian Nyby | 84 minuten | science fiction, horror | Acteurs: Kenneth Tobey, Robert Cornthwaite, Douglas Spencer, James Young, Dewey Martin, Robert Nichols, William Self, Margaret Sheridan, Eduard Franz, Sally Creighton, James Arness

In ‘The Thing from Another World’ komt, zoals in menig griezelfilm uit de jaren 50 van de 20e eeuw (‘Invaders from Mars’ (1953), ‘Invasion of the Body Snatchers’ (1956)), de toenmalige Amerikaanse angst voor het communisme duidelijk naar voren. In deze film wordt het communistisch gevaar uitgebeeld door het Ding, een buitenaardse plantaardige levensvorm. Het Ding blijkt snode plannen met de mensheid te hebben en dus mag de sympathie van de kijker bij voorkeur geen seconde bij een dergelijke bedreiging liggen.

Om dit te bereiken worden de tegenstellingen tussen de menselijke personages en het Ding dan ook overduidelijk neergezet. De menselijke personages zijn van het bijna pijnlijk overdreven all american hero type, op wiens karakters en gedrag in negatieve zin zo goed als niets is aan te merken. De uitzondering is Dr. Carrington, die in zijn wetenschapswaanzin door het Ding geobsedeerd is (“superiority of its brain – superior in every way”). Ook na de eerste onbedoelde confrontaties met het Ding neemt Carrington het Ding in bescherming (“the only crimes involved were those committed against him – attacked by dogs – shot by a frightened man”). Zijn woorden zijn in eerste instantie nog herkenbaar en acceptabel ook. Vervolgens komen echter de nodige onsympathieke eigenschappen van het Ding aan het licht, waarna er wordt gesuggereerd – en gemakshalve direct als een feit aangenomen – dat het Ding geen emoties kent en boze bedoelingen heeft (“start some kind of horrible army – turn the human race into food”). Hierna kan er dan ook geen twijfel meer zijn: het welzijn van de mensheid is in gevaar en met het Ding dient dan ook de strijd aangebonden te worden.

Carrington volhardt echter in zijn pogingen het Ding te beschermen en brengt door zijn handelen uiteindelijk zelfs het team in gevaar. Maar ter verontschuldiging van zijn gedrag worden daarbij wel tal van excuses aangedragen (“he’s tired-he is not thinking right-he doesn’t think the way we do anyway”), en ja het is nu eenmaal een min of meer maatschappelijk aanvaard verschijnsel dat geobsedeerde wetenschappers wereldvreemde trekjes hebben en bij tijd en wijle irrationeel gedrag vertonen. Daarbij zijn wel grotendeels dankzij Carringtons wetenschappelijk onderzoek de aard en de dreiging van het Ding aan het licht gekomen…en aldus wordt hij genadiglijk weer in de gelederen opgenomen en worden de rijen op voorbeeldige wijze gesloten. De boodschap is duidelijk: tegen de dreiging van de eventueel nog te verwachten andere Dingen (het communistisch gevaar) kan onderlinge verdeeldheid niet gebruikt worden en is een gemeenschappelijk front gewenst, zo niet voortdurend noodzakelijk, hetgeen ook tot uiting komt in de aan het slot gedane en nogal krampachtig overkomende oproep om “tell this to everybody watch the skies – everywhere – keep looking – keep watching”).

Het Ding zelf blijkt een plantaardig wezen te zijn wiens anatomie opvallende overeenkomsten vertoont met dat van de mens. Maar ja – het zijn, met de link naar het communisme op de achtergrond, ook niet zozeer zijn fysieke kenmerken die voor de griezel moeten zorgen. En zodoende wordt, naast enkele fysieke onrustbarende en al veelzeggende eigenschappen (“amazingly strong – unconnected cellular growth – reproduces itself, amazing speed – lives on blood.”), met name de nadruk gelegd op de afwezigheid van emoties bij het Ding (“not handicapped by emotional or sexual factors – no pain or pleasure no emotions, no heart”). Het ontbreken van emoties bij het Ding komt hiermee op passende wijze in schril contrast te staan met de emotionele aard van de menselijke personages, maar om de afwezigheid van emoties en de snode plannen van het Ding op grond van voornamelijk suggesties en zonder daadwerkelijk bewijs als een feit te presenteren komt wel erg gekunsteld over. Wat daarnaast bij de menselijke personages herhaaldelijk onnatuurlijk overkomt is de wijze van communicatie: extreem rappe gesprekken waarbij de ene zin voortdurend direct de andere opvolgt en/of waarin men veelvuldig door elkaar heen praat. Wellicht is deze manier van snelle informatieverstrekking aan de kijker bedoeld om de vaart erin te houden of weer te geven hoe de samenwerking tegen het gemeenschappelijk gevaar de onderlinge solidariteit en saamhorigheid vergroot, maar erg natuurlijk komt ook dit allemaal niet over.

Ondanks de opvallende kunstmatigheid van het een en ander komt de dreiging van het Ding wel goed uit de verf. Wat de sfeeropbouw bevordert is de geleidelijke introductie van het Ding, eerst in de vorm van alleen vage glimpen en verbale beschrijvingen en vervolgens door de gestadig tot stand komende wetenschappelijke onthullingen met betrekking tot de aard van het Ding en zijn boze bedoelingen. Het op verschillende plaatsen onverwacht opduiken van het Ding zorgt voor een constant aanwezige dreiging en de nodige schrikeffecten. Daarnaast valt het Ding meerdere malen doelgericht aan, wat resulteert in confrontaties waar letterlijk de vlammen vanaf slaan en de vonken vanaf schieten. Een claustrofobische sfeer komt goed tot uiting doordat het verhaal zich afspeelt in een afgelegen onderzoeksstation onder barre weersomstandigheden waarin men het, volgens klassiek recept, het alleen tegen het gevaar moet zien te rooien. Verder zorgt het handelen van Dr. Carrington voor een extra dosis spanning doordat hij het Ding, uiteindelijk zelfs met geweld, in bescherming probeert te nemen.

Een film met duidelijke invloeden van het Amerikaanse politieke gedachtegoed van de jaren 50 van de twintigste eeuw. De menselijke personages, het Ding en diverse andere aspecten komen daardoor onnatuurlijk en overdreven kunstmatig over. Een geslaagde sfeeropbouw vindt daarentegen wel plaats waarbij een constante dreiging voortdurend aanwezig is in een goed opgeroepen claustrofobische sfeer. De confrontaties met het Ding zijn geslaagd te noemen en zorgen voor de nodige effectieve griezel. Al met al een redelijk geslaagde griezelfilm waarbij echter wel de onmiskenbare en overdreven kunstmatigheid van het een en ander voor lief genomen moet worden.

Frans Buitendijk