Toen we van de Duitsers verloren (2023)
Regie: Guido van Driel | 86 minuten | drama | Acteurs: Sanne Vogel, Kylian de Pagter, Rein Hoeke, Juda Goslinga, Peter Blok, Susanne Wolff, Loek van den Wijngaard
Evenals bij ‘De wederopstanding van een klootzak’ schreef de striptekenaar en filmmaker Guido van Driel voor zijn derde speelfilm samen met journalist en historicus Bas Blokker een scenario op basis van een eigen beeldroman. Hoewel Van Driels voorgaande films enigszins ruw maar ook verrassend waren voor Nederlandse begrippen, zet hij met het doorleefde en speelse ‘Toen we van de Duitsers verloren’ zich mogelijk op de kaart als een vaderlandse beeldverteller van vergeten plekken en tijden.
8 juli 1974, de dag na het smadelijke verlies van de West-Duitsland in de WK-finale, komt de twaalfjarige Jonas (Rein Hoeke) de balorige Daan (Kylian de Pagter) op straat tegen, een klasgenoot waarmee hij normaal gezien niet omgaat. Maar deze keer zijn beiden, dan wel om verschillende redenen, op zoek naar hun Duitse klasgenoot Karsten. Ook omdat bijna de rest van de buurt op vakantie is, besluiten ze dan maar de handen ineen te slaan.
Voor kinderen van die leeftijd beleven Jonas en Daan de typische zomeravontuurtjes, zoals buurtjes pesten met papieren pijltjes uit een met pvc-buizen gemaakte geweer, schatgraven in de duinen (voor Jonas’ archeologisch museum in de tuinschuur van zijn ouders) en rondhangen bij de garageband van Daans oudere broer. Echter er stapelen zich ook donkere wolken boven hun zomervakantie. Omdat het Nederlandse elftal heeft verloren, zijn een hoop volwassenen chagrijnig en sommigen zelfs diep gekrenkt, wat een licht komische en emotioneel intense scène met Daans vader (Peter Blok) oplevert. Bovendien is Catootje (Nora Beckers), een klasgenootje van beide heertjes, en het meisje waarop Jonas stiekem verkikkerd is, al dagen vermist. Dus, al hebben de twee jongens nog zoveel lol samen, er borrelt altijd wel iets onder het oppervlak van de op het eerst vredig ogende woonwijk.
De deels autobiografische coming-of-age-film over een onverwacht zomervriendschap is ook een boeiende schets van een tijdsgeest. Tussen de regels door, als een kind dat nog weinig begrijpt van wat de volwassenen tegen elkaar smoezen op een verjaardag, laat de film bedachtzaam en beeldend zien (“show, don’t tell” houdt Van Driel lang vol) hoe het in die tijd moet zijn geweest in een doorsnee wijk van een Nederlandse stad. Op nauwgezette wijze tonen Van Driel en Blokker hoe de wijk een vredig voortkabbelende burgermaatschappij voorstaat maar waarin de rafelrandjes pardoes de ogenschijnlijke rust kunnen vestoren. Die randjes lopen tenslotte dwars door de omgeving van Jonas, onder meer via Daan en de verdwijning van Catootje.
Zowel het specifieke van Jonas’ en Daans situaties als het universele ervan brengt Van Driel krachtig en tegelijk subtiel in beeld. Je ontdekt als het ware in welke mate de zomer van je (groot)ouders overeenkomt met die van jezelf: verveling lokt nieuwsgierigheid en creativiteit uit; schoonheid en brutaliteit leven veelal om de hoek bij elkaar. En voor sommigen is het ernstige lot van Catootje een herinnering voor het leven, voor hele volksstammen slechts een voetnoot in het nieuws.
Geschoten in lucide zwart-wit neemt Van Driel je heel fraai mee in de wereld van Jonas en Daan die zeer naturel worden neergezet door de jeugdacteurs. Daarnaast omzeilt de regisseur behendig valse nostalgie. De vraag is wel of hij niet iets te vaak in sferische details, hoe mooi ook verbeeld, blijft hangen. Echter als je bij vlagen het Nederland van de midden jaren zeventig zo scherp in beeld brengt en tegelijkertijd met zoveel genegenheid behandelt, vergeef je makkelijk de ietwat schematische afronding van deze uitzonderlijk overtuigende tijdscapsule.
Roy van Landschoot
Waardering: 4
Bioscooprelease: 21 september 2023