Tokyo-Ga (1985)

Regie: Wim Wenders | 88 minuten | documentaire | Met: Chishu Ryu, Werner Herzog, Yuharu Atsuta, Chris Marker    

Yasujiro Ozu is de motivator achter deze documentaire van de Duitse cineast Wim Wenders. Wenders geeft in het begin van de film aan gefascineerd te zijn door het werk van zijn in 1962 overleden Japanse collega en wil in Japan op zoek gaan naar iets dat over is gebleven van zijn werk. Hetzij de omgeving, hetzij de mensen. In een plaats die zo aan veranderingen onderhevig is als Tokyo, verwacht Wenders weinig over te zijn dat nog herinnert aan Ozu.

Wat volgt is echter eerder een document van Tokyo in de jaren tachtig, dan een bedevaart naar de plaats waar Ozu zijn klassiekers maakte. De film kent enkele bijzonder interessante en prachtig gefilmde scènes, toch kun je je als kijker niet onttrekken aan het idee dat het geheel een beetje als los zand aan elkaar hangt. Voorbeeld hiervan is het korte interview dat Wenders heeft met de eveneens Duitse regisseur Werner Herzog, boven op de Tokyo Tower. Het onderwerp van dit korte – toevallige – interview, Herzog was op weg naar Australië en zijn vliegtuig maakte een tussenstop in Tokyo, slaat eigenlijk kant noch wal ten opzichte van de rest van de documentaire. Herzog vertelt over dat hij heel graag bijvoorbeeld naar Saturnus zou gaan om daar pure beelden te schieten, want op aarde moet je wel heel ver gaan. Interessant om dit te weten, maar feitelijk voegt het niets toe aan het doel van de documentaire.

Toch is Wenders een te getalenteerd filmmaker om van ‘Tokyo-Ga’ een mislukking te maken. De rode draad in de film is weliswaar af en toe zoek, maar de onderwerpkeuze verdient zeker lof. ‘Tokyo-Ga’ is meer een tijdsbeeld van de metropool, dan een diepgaande studie van de wereld waarin Ozu filmde en de relaties tussen mensen die de Japanse regisseur zo beeldend toonde in zijn vele films. De beelden van de miljoenenstad zijn indrukwekkend en verbluffend. Alleen de lengte van de trein die door het beeld raast al…

Erg grappig is het bezoek van Wenders aan een wasfabriek, waar gerechten van was worden bereid, die vervolgens in de diverse etalages van restaurants worden tentoongespreid. Het zijn ware kunstenaars die hier aan het werk zijn en Wenders verzucht spijtig dat hij niet mocht filmen tijdens de lunchpauze in de fabriek. Jammer, hij had graag laten zien hoe weinig het wassen voedsel van het echte voedsel verschilde. Ook in een ander deel van de film valt je mond open  als Wenders een golfstadion bezoekt. Op drie verdiepingen slaan Japanners een golfballetje… in een veld zien we duizenden golfballetjes liggen. Je vraagt je af wat de sport is want zodra het balletje het veld bereikt, ben je ‘m al uit het oog verloren en heb je dus geen idee of je techniek verbeterd is of niet. Wenders laat verder nog een van de vele pachinkohallen zien, waar Japanners even hun zorgen kunnen vergeten door te spelen op de pachinkomachines (combinatie van flipperkast en fruitmachines). Wat voor de film pleit is het feit dat de camera langer blijft filmen, waar amateurfilmers of toeristen waarschijnlijk al gestaakt zouden zijn. Dit zorgt voor verdieping.

De interviews met Chishu Ryu, vaste acteur van Ozu en zijn vaste cameraman Yuharu Atsuta zijn leuk om te zien, zeker voor Ozu-fans. Beide heren praten oprecht en vol eerbied over de regisseur. Alleen om deze intieme gesprekjes is ‘Tokyo-Ga’ al de moeite waard.

Monica Meijer