Treasure Island (1934)
Regie: Victor Fleming | 103 minuten | avontuur | Acteurs: Wallace Beery, Jackie Cooper, Lionel Barrymore, Otto Kruger, Lewis Stone, Nigel Bruce, Charles ‘Chic’ Sale, William V. Mong, Charles McNaughton, Dorothy Peterson, Douglass Dumbrille, Edmund Breese, Olin Howland, Charles Irwin, Edward Pawley
Avonturenfilms met piraten in de hoofdrol, zoals ‘Pirates of the Caribbean’, zijn van alle tijden. Een van de bekendste van deze swashbucklers is zonder enige twijfel ‘Treasure Island’. Auteur Robert Louis Stevenson schreef deze beroemde roman over een jonge tiener die avonturen beleeft op De Hispaniola al in 1881. Zijn boek bleek een evergreen. Talloze malen is dit verhaal verfilmd. De meest bekende verfilming is de versie die Disney in 1950 maakte. Maar er werden nog vele andere versies van het verhaal gemaakt: als animatie in ‘Treasure Planet’ (2002), met The Muppets en Tim Curry in de hoofdrollen in ‘The Muppet Treasure Island’ (1996) en als televisiefilm met een nog jonge Christian Bale als Jim Hawkins en Charlton Heston als Long John Silver (1990). Een van de meest geslaagde versies van ‘Treasure Island’ is echter de verfilming van Victor Fleming uit 1934.
Het verhaal is bij velen bekend. De jonge Jim Hawkins (Jackie Cooper) helpt zijn moeder met het runnen van de herberg The Admiral Benbow Inn. Op een dag komt er een mysterieuze gast logeren. Deze Billy Bones (Lionel Barrymore) blijkt een piraat met een voorliefde voor rum te zijn. Hij heeft een kist bij zich, maar niemand weet wat daarin zit. Als Billy een paar dagen later overlijdt, waagt Jim de gok. In de kist ontdekt hij een schatkaart. Hij geeft deze aan zijn vrienden, dokter Livesey (Otto Kruger) en grootgrondbezitter John Trelawney (Nigel Bruce), die bevestigen dat het om een échte schat gaat. Samen met de dappere kapitein Alexander Smollet (Lewis Stone) besluiten ze de schat te gaan zoeken, en Hawkins mag mee. Maar ze hebben natuurlijk nog wel een bemanning voor hun schip nodig. De kleurrijke zeeman Long John Silver (Wallace Beery) biedt zich aan en neemt zijn mannen mee. Jim wordt direct goede vrienden met Silver. Maar is hij eigenlijk wel te vertrouwen…?
Regisseur Victor Fleming maakte met ‘The Wizard of Oz’ en ‘Gone with the Wind’ in 1939 twee onvergetelijke klassiekers. Al enkele jaren eerder regisseerde hij ‘Treasure Island’, met het op dat moment razend populaire kindsterretje Jackie Cooper in de hoofdrol. Cooper was in 1931 de jongste acteur ooit (hij was pas negen jaar!) die werd genomineerd voor een Oscar voor zijn hoofdrol in ‘Skippy’. Ook speelde hij in ‘The Champ’, ‘O’Shaugnessy’s Boy’ en ‘The Bowery’. In al die films was Wallace Beery, net als in ‘Treasure Island’, zijn tegenspeler. Je zou dus denken dat die twee, die op het witte doek eigenlijk altijd een vader-zoonrelatie hadden, het ook in het echt goed met elkaar konden vinden. Maar niets is minder waar. Toen hij veel ouder was onthulde Cooper dat hij een hekel had aan Beery, die hij maar een sadistische, grofgebekte zatlap vond, en die bovendien nog losse handjes had ook. Dan kun je het gerust een wonder noemen dat de twee op het witte doek zo goed samen konden spelen.
Overigens levert Cooper in ‘Treasure Island’ niet zijn beste acteerwerk. Naast ervaren rasacteurs als Barrymore en Beery valt des te meer op dat de kleine Cooper het er allemaal te dik oplegt. Gelukkig maar dat het een schattig jochie is, waarmee je zonder moeite meeleeft. Als hij het louter van zijn acteerkwaliteiten had moeten hebben, was hij flink door de mand gevallen. De film komt wat traag op gang, omdat het in de eerste helft Cooper is die de film moet dragen. Wanneer Wallace Beery zijn verweerde gezicht laat zien, loopt het verhaal stukken vlotter. Beery en Barrymore kunnen zich heerlijk uitleven als de duistere types Silver (compleet met houten been en papegaai) en Bones. De ‘brave’ mannen uit de cast, Kruger, Bruce en Stone, zijn oerdegelijk en eigenlijk een beetje saai vergeleken bij de kleurrijke piraten. En dan is er nog de zonderlinge Ben Gunn (Charles Sale), een verstekeling die op Treasure Island is achtergebleven. Vrouwen zijn nagenoeg afwezig in deze film. Dat zou in een piratenfilm die nu gemaakt zou worden wel anders zijn.
Als je je bedenkt dat ‘Treasure Island’ is gemaakt in 1934, zijn de beelden uitzonderlijk mooi. De gevechten zijn uitstekend in beeld gebracht, wat eveneens geldt voor het eiland zelf en de scènes op de boot. Allemaal in de prachtige zwart-witcinematografie van Clyde DeVinna, Ray June en Harold Rosson. Het verhaal is een traditioneel jongensboek, weinig origineels dus maar wel heerlijk klassiek. Voor de liefhebbers van ouderwetse avonturenfilms is ‘Treasure Island’ een must. De film komt wat traag op gang, maar als Wallace Beery eenmaal op stoom is, kun je als kijker je borst natmaken voor een staaltje muiterij van de bovenste plank.
Patricia Smagge