Une femme est une femme – A Woman is a Woman (1961)

Regie: Jean-Luc Godard | 80 minuten | drama, komedie, romantiek, musical | Acteurs: Jean-Claude Brialy, Anna Karina, Jean-Paul Belmondo, Henri Attal, Karyn Balm, Dorothée Blank, Catherine Demongeot, Marie Dubois, Ernest Menzer, Jeanne Moreau, Nicole Paquin, Gisèle Sandré, Marion Sarraut, Dominique Zardi

‘Een neorealistische musical, als in een contradictio in terminis’, zo bestempelde Jean-Luc Godard zijn derde film, ‘Une femme est une femme’ (1961). In zijn beginjaren nam de Franse filmmaker steeds een genre dat in Hollywood tot grote bloei was gekomen, om er vervolgens zijn eigen draai aan te geven. Zo was zijn debuutfilm ‘À bout de souffle’ (1960) zijn visie op een thriller en zijn tweede ‘Le petit soldat’ (die vanwege de onrust in Algerije pas in 1963 werd uitgebracht) een eigenzinnige spionagefilm. Wat hij met ‘Une femme est une femme’, de enige blijmoedige film die hij vooralsnog maakte, deed was nog radicaler. De film is zowel een ode aan als felle kritiek op de Hollywoodmusicals die mensen als Vincente Minnelli en Stanley Donen groot maakten in de jaren veertig en vijftig. Godard geeft er zijn eigen draai aan door het genre tot op het bot te ontleden, zodat de kijker geconfronteerd wordt met de ultieme luchtigheid ervan. Haal de muziek, de weelderige decors, de kleurrijke nevenpersonages, de zang en dans weg en je houdt een bijzonder dun verhaaltje over. Het resultaat werkt vervreemdend, maar zorgt er tegelijkertijd voor dat ‘Une femme est une femme’ een van Godards meest toegankelijke films werd.

De hoofdrol gaf hij aan zijn muze Anna Karina, de jonge actrice waar hij in datzelfde jaar mee was getrouwd. Zij speelt Angela Récamier, een levenslustige vrouw die haar geld verdient in een armetierige stripclub in de Parijse arbeiderswijk Saint-Denis. Ze woont samen met Emile (Jean-Claude Brialy) in een al even aftands flatje, maar het wordt nooit echt duidelijk wat de status van hun relatie is, al dragen ze dezelfde achternaam. Angela droomt ervan om een actrice te zijn en ’te schitteren in een musical met Cyd Charisse en Gene Kelly en gechoreografeerd te worden door Bob Fosse’. Van het ene op het andere moment besluit ze echter dat ze een kind wil, en wel nu meteen want nu is ze op haar vruchtbaarst. Ze stelt het voor aan Emile, maar die houdt de boot af. ‘Pas als we getrouwd zijn’, is zijn antwoord. En dus wendt Angela zich tot hun goede vriend Alfred Lubitsch (Jean-Paul Belmondo), die zijn sympathie voor haar nooit onder stoelen of banken heeft gestoken. Hij staat er dan ook niet onwelwillend tegenover, maar Angela slaat toch aan het twijfelen. Want stiekem wil ze toch het liefst bij Emile blijven. En zo stapelen de ruzies en misverstanden zich op…

Hoewel de prent bestempeld wordt als een musical, is Godard vastberaden zoveel mogelijk regels van dat genre te breken. Het belangrijkste aspect, de muziek, speelt hierbij een cruciale rol. Godard heeft de beschikking tot een weelderige score van Michel Legrand, maar besluit de muziek rigoureus in mootjes te hakken. Telkens wanneer je – in een doorsnee musical – zou verwachten dat de zang wordt ingezet, draait hij de muziek weg. De acteurs pakken hun dialoog op alsof er niets aan de hand is. De paar keer dat Karina wél zingt, bijvoorbeeld in de stripclub, doet ze dat zonder muziek. Het is slechts een van de vele manieren waarop Godard het geluid manipuleert. Daarnaast wijzen de acteurs, die hun dialoog grotendeels improviseren, je constant op het feit dat je naar een film zit te kijken. Ze spreken de kijker toe door direct de camera in te kijken en discussiëren zo nu en dan over artistieke principes en dramaturgische constructies. Een leuke extra dimensie voor filmliefhebbers zijn de talloze verwijzingen naar andere films van Godard en zijn nouvelle-vague-collega François Truffaut. Zo vraagt Belmondo in een bar aan Jeanne Moreau, die een cameo speelt: ‘How is ‘Jules et Jim’ coming along?’ Een andere leuke knipoog is de achternaam van het personage Alfred, die verwijst naar Ernest Lubitsch, een van de meest toonaangevende regisseurs van relatiekomedies uit de jaren dertig en veertig aan wie Godard eveneens een hommage brengt.

‘Une femme est une femme’ draait in de eerste plaats om Anna Karina, die in iedere scène de kijker naar zich toetrekt. Met haar diepe donkere kijkers en eindeloze wimpers is de geboren Deense een verleidelijke vrouw, maar haar gepruil – uiteraard onderdeel van deze rol – kan soms ook op de zenuwen werken. De chemie met haar tegenspeelsters is overtuigend. Met Brialy deelt ze een charmante scène waarin Angela en Emile vanwege ruzie niet meer met elkaar praten en daarom maar via boek- en platentitels met elkaar communiceren. Belmondo, de ster van ‘À bout de souffle’, is cool as ever. Ondanks hun goede spel kun je het niet helpen ‘Une femme est une femme’ te zien als een speeltje van Godard. Zijn manipulatie in muziek en beeld drukt een onuitwisbaar stempel op deze film. De regisseur neemt zichzelf daarbij wel erg serieus, hoewel de toon van zijn prent dat niet is. Zijn kritiek richt zich niet alleen op de Hollywoodmusicals, maar net zo goed op zijn eigen nouvelle vague. Realistisch is deze film met zijn gekunstelde constructies natuurlijk allerminst. ‘I don’t know whether this is a comedy or a tragedy… But I know it’s a masterpiece,’ zegt Emile in de film. En daarmee slaat hij de spijker recht op z’n kop. Want wanneer je de humor en stijl van deze prent wegdenkt, blijkt er een heel ander verhaal schuil te gaan achter ‘Une femme est une femme’. Een film waarin een gefrustreerde vrouw hopeloos op zoek is naar voldoening in haar leven. Maar het is een dubbele boden die bijzonder goed verstopt zit.

Een vervreemdende ervaring, zo kun je het kijken naar ‘Une femme est une femme’ best noemen. Jean-Luc Godard stripte het musicalgenre tot op het bot af en geeft er vervolgens zijn geheel eigen invulling aan, daarin manipulatief werkend met muziek, geluid en beeld. Hoewel de film dankzij het goede spel van Karina, Belmondo en Brialy en de grappige knipoogjes naar de filmwereld zeker humoristisch is – en bovendien een van de meest toegankelijke werken van de regisseur – gaat het voortdurende gegoochel van Godard op den duur wat irriteren omdat het feit dat de film een stijloefening is dan wel erg de overhand krijgt. Voor filmfreaks, die de dubbele lagen weten te ontmantelen, is deze prent bijzonder interessant, voor de doorsnee filmliefhebbers is hij grappig maar waarschijnlijk vooral erg verwarrend.”

Patricia Smagge

Waardering: 3.5