Vooral niet opvallen (2008)
Regie: Emiel Bakker | 54 minuten | documentaire
Achtentwintig Nederlandse overlevenden van het concentratiekamp Buchenwald, waar naar schatting zo’n vijftigduizend mensen de dood vonden, vertellen in detail over hun tijd daar, over het ‘dagelijks leven’ in het concentratiekamp. Geen heldenverhalen, geen ‘happy end’, maar één gemeenschappelijke conclusie: de grootste kans op overleven was simpelweg niet opvallen. Als je maar zorgde dat je je als een onzichtbare schim door het kamp bewoog, zonder gekke dingen, zonder brutaal of roekeloos gedrag, dan had je wel een kansje.
De door elkaar gemonteerde verhalen van de mannen vormen een realistisch en ontroerend portret van hun geschiedenis, zowel de gruwelijkheden als de banaliteiten van alledag komen aan bod: de oeverloze verveling, het keiharde werk, de smoesjes om er onderuit te komen en de vriendschappen die werden gesloten. Maar ook trein die hen erheen bracht, de verplichte douche- en scheersessies, waarbij en passant gecontroleerd werd wie eventueel besneden was om de Joden ertussen uit te kunnen halen, de vlooien en luizen en gebrek aan sanitaire voorzieningen. De vertellingen tonen hoe het leven van de – toen – jonge en onvoorbereide mannen gereduceerd werd tot een onmenselijk bestaan, waarbij het in de achtergrond opgaan, het niet opvallen het belangrijkst werd.
Soms voelt het of de regisseur, die de film in opdracht maakte van het NIOD (Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie), weinig binding met het onderwerp heeft. Zelf geeft hij dit ook tot op zekere hoogte toe: hij heeft dit onderwerp niet uit zichzelf aangesneden, heeft ook geen persoonlijke binding met de thematiek. De interviews waren al gedaan door het NIOD, Bakker heeft de uren aan materiaal efficiënt teruggebracht tot vijftig minuten, afgewisseld met archiefbeelden en foto’s. Hoewel dit op zich geen probleem hoeft te zijn, voelt de film toch behoorlijk afstandelijk. Een onderwerp als dit vraagt om een zekere urgentie bij de makers en als dat ontbreekt laat dat toch een onbevredigend gevoel achter. De mannen die tot tranen geroerd hun verhaal doen zou je het liefst willen troosten, maar daar geeft de film geen mogelijkheid toe en dat is jammer.
Ruby Sanders