Waqt: the Race Against Time (2005)
Regie: Vipul Amrutlal Shah | 180 minuten | drama | Acteurs: Amitabh Bachchan, Shefali Shah, Akshay Kumar, Priyanka Chopra, Boman Irani, Rajpal Yadav, Benjamin Gilani, Asawari Joshi
Wat een geweldige uitvinding, zo’n pauze in van die drie uur durende Bollywoodfilms. Je kunt even jouw benen strekken, een versnapering of een drankje halen… of gewoon de bioscoop verlaten. Dit laatste is in het geval van ‘Waqt’ wel aan te raden. Als je in de pauze vertrekt heb je tenminste nog het beeld van een vlotte en bevredigende film in jouw hoofd zitten en kun je je inbeelden dat de rest net zo goed is. Dit is namelijk niet het geval in werkelijkheid. Niet dat de hele tweede helft een verschrikking is, maar het laatste uur is toch zeker een grote neerwaartse spiraal. Tenzij je van (erg) dik aangezet melodrama houdt, is het niet aan te raden om tot het einde toe te blijven zitten. Werkelijk alle registers worden hier opengetrokken, in een tenenkrommende finale die zo absurd wordt, dat het hier bijna om een spoof lijkt te gaan.
En dat terwijl het lange tijd zo goed ging. Het eerste dat (positief) opvalt is het natuurlijke, ontspannen spel van vader en zoon. Hoe gekunsteld en potsierlijk de situaties later ook zullen gaan worden, het helpt immens dat deze personages, puur door de wijze waarop ze worden neergezet, echt overkomen. We geloven meteen in de band tussen de twee wanneer we ze in het begin van de film samenzweerderig grappen zien maken over Aditya’s moeder, spottend ‘Mother India’ genoemd. Het is duidelijk dat pa zich niet zozeer als een vader gedraagt en voelt, maar meer als een vriend, een maatje. Terwijl zijn zoon geen verantwoordelijkheid op zich wil nemen en zich maar al te graag door zijn rijke vader in de watten laat leggen, lijkt pa zich vast te willen houden aan zijn (tweede) jeugd. Bovendien vindt hij dat zijn zoon best de vruchten mag plukken van zijn harde werk. Na een persoonlijke crisis beseft pa zich echter dat het belangrijk is voor zoonlief om (snel) te leren op eigen benen te staan. Dit nieuws valt alleen wat koud op het dak bij de verwende Aditya.
Deze behandeling van het Indische patriarchale systeem is interessant en de wijze waarop de relatie van vader en zoon en later de breuk in deze relatie, wordt neergezet door de twee acteurs is geloofwaardig. Veteraan Bachchan, of de grote “B”, zoals hij ook wel genoemd wordt, doet zijn reputatie eer aan en vindt goed tegenspel van Akshay Kumar. Maar ook het script is in de eerste helft van de film verantwoordelijk voor de subtiele benadering van dramatische plotpunten. Zo vindt het belangrijke moment, waarbij zoon uit huis gezet wordt, niet plaats door middel van een grote, melodramatische scène, maar is het de extensie van een betrekkelijk komisch rollenspel.
Maar minstens zoveel indruk als vader en zoon, maakt de moeder van Akshay, Sumi, gespeeld door Shefali Shah (eerder te zien in ‘Monsoon Wedding’ (2001)). Ze geeft een genuanceerde “performance”, met een reeks aan emoties variërend van streng (doch rechtvaardig) tot teder.
Humor is een belangrijk aspect in de eerste helft van de film en is vooral afkomstig van de wisselwerking tussen Bachchan en Boman Irani, die de “rivaal” en (toekomstige) zwager van Ishwar speelt en tussen Irani en Rajpal Yadav, die als de droge, maar hersendode bediende van Ishwar en Sumi, iedereen tot waanzin drijft. In het eerste geval schuilt de humor in de manier waarop Irani Bachchan altijd probeert te overtreffen in zijn (grote) nieuws, steevast beginnend met: “Dat is nog niets, ik heb een broer/oom/tante/ die…”. Dit tot het absurde aan toe. Wanneer hij bijvoorbeeld door Bachchan in het zwembad geduwd wordt, antwoordt Irani: “Dat is nog niets, mijn oom duwde mij ooit de zee in”. Door de vakkundige acteurs werken deze situaties vaak beter dan zou moeten. De Irani Yadav interacties, waarbij de eerste het steeds vaker en sneller op zijn zenuwen krijgt door de reacties van de laatste, werken vooral in het begin van de film goed. Halverwege en naar het einde toe, wordt het idee teveel uitgemolken en zijn de (visuele of verbale) grappen ook een stuk minder succesvol, waardoor ze gaan irriteren.
Het meest irritant zijn echter de makkelijke, soms onlogische contrasten en conflictsituaties die ontstaan, enkel en alleen om voor dramatische spanning te zorgen, waardoor de film later iedereen weer tot elkaar kan laten komen in een potsierlijke, tranentrekkende finale. Hierin zien we Aditya op een talentenpodium staan, met een speelgoedgiraffe in zijn handen (zijn vader is een speelgoedmaker) terwijl hij een roerende speech houdt voor zijn doodzieke vader, die hij tot voor kort haatte, maar voor wie hij nu een minuut stilte wil vragen. Daar komt dan nog bij dat Aditya’s vrouw Pooja op het punt staat te bevallen. Hoe het afloopt laat zich raden.
Het probleem in het laatste uur van de film is dat alles zo overduidelijk, dramatisch gezien, op de spits wordt gedreven dat het niet geloofwaardig meer overkomt en er gewoon te opzichtig op het gevoel wordt gespeeld. De film bevat zeker subtiele en goed werkende en geacteerde momenten. Daarom is het des te vervelender dat de film wordt gehinderd door te vaak herhaalde plotelementen (zoals de vraag of Ishwar zijn kleinzoon nog zal zien), te veel cheesy dialoog en scènes en te makkelijke (melo)dramatiek. De muzikale nummers zijn dan gelukkig wel weer redelijk succesvol en bieden, hoewel ze (verhaaltechnisch gezien) niet altijd nodig zijn, kleurrijke verstrooiing. Alleen jammer van die tweede helft.
Bart Rietvink