What Ever Happened to Baby Jane? (1962)

Regie: Robert Aldrich | 134 minuten | drama, horror, thriller | Acteurs: Bette Davis, Joan Crawford, Victor Buono, Wesley Addy, Julie Allred, Anne Barton, Marjorie Bennett, Bert Freed, Anna Lee, Maidie Norman, Dave Willock, William Aldrich, Russ Conway, Maxine Cooper, Robert Cornthwaite, Michael Fox, Gina Gillespie, Barbara Merrill, Don Ross, James Seay, John Shay, Jon Shepodd, Peter Virgo, Bobs Watson, Debbie Burton, Ernest Anderson

“I wouldn’t piss on her if she was on fire.” Het mag duidelijk zijn; Bette Davis had een gruwelijke hekel aan haar collega Joan Crawford. Beide actrices vierden in de jaren dertig hoogtij en maakten in de daarop volgende decennia een opmerkelijke comeback. Crawford, die drie jaar ouder was dan haar rivale, won een Oscar voor de titelrol in ‘Mildred Pierce’ (1945) en Davis maakte een verbluffende rentree met ‘All about Eve’ (1950). In al die jaren gingen de dames rustig verder met moddergooien naar elkaar. Vanaf 1953 was elke film die zowel Davis als Crawford maakte verre van rendabel en was hun belangrijkste wapenfeit hun voortdurende ruzie die breed uitgemeten werd in de pers. Ze moesten als twee diva’s op leeftijd toch wát doen om de aandacht te trekken. Davis ging zelfs zo ver dat ze in 1961 een advertentie plaatste in een krant, waarin ze aangaf op zoek te zijn naar werk. Omdat ze zo wanhopig waren, bleken ze zelfs bereid om voor regisseur Robert Aldrich (‘Kiss Me Deadly’, 1955) samen een film te maken. ‘What Ever Happened to Baby Jane?’ (1962) bleek een schot in de roos, niet alleen doordat beide dames op de toppen van hun kunnen acteerde, maar bovendien omdat de film de realiteit zo dicht benaderde.

De film begint in 1917, wanneer kindsterretje ‘Baby Jane’ Hudson de grootste zingende en dansende sensatie is in de Amerikaanse theaters. Maar hoe lieflijk ze ook op het podium overkomt, zodra ze er van af stapt is ze een verwend nest die het leven van haar ouders en zusje Blanche zuur maakt. Later, begin jaren dertig, zijn de rollen omgedraaid. Nu beide meisjes volwassen zijn geworden, blijkt dat Blanche (Joan Crawford) de meer getalenteerde van de twee is. Ze heeft dan ook een succesvolle filmcarrière opgebouwd en zorgt er zelfs voor dat ook Jane (Bette Davis) films kan blijven maken door de studio’s te dwingen ook haar erbij te betrekken. Maar niemand interesseert zich meer voor Jane en haar films worden nooit uitgebracht. Een raadselachtig auto-ongeluk, waarbij beide vrouwen betrokken zijn, zorgt voor een ommekeer. Blanche raakt verlamd en wordt gedwongen haar filmcarrière vaarwel te zeggen. Jane krijgt de schuld van het ongeluk maar wordt niet gestraft. Er zit niets anders voor haar op dan voor haar invalide zus te zorgen. Jaren later leven ze een kluizenaarsbestaan in hun oude huis. Als er op tv een retrospectief wordt uitgezonden over Blanche, slaan de stoppen bij Jane – die al die tijd in het verleden is blijven leven – compleet door. Verscheurd door jaloezie en overtuigd van het feit dat haar eigen carrière geen nieuw leven kan worden ingeblazen zolang haar zus nog rondloopt, gaat ze over tot drastische maatregelen die het leven van Blanche tot een ware hel maken.

Je moet het maar durven, een film maken met niet één maar twee van de meest onuitstaanbare diva’s uit het klassieke Hollywood. Robert Aldrich was zo overtuigd van het script van Lukas Heller naar de thrillerroman van Henry Farrell dat hij het risico nam. Zijn lef werd beloond. De film was een doorslaand succes. Maar ook hij had vooraf zo zijn twijfels. “Judging by the initial press reaction. I wasn’t sure whether I was going to produce and direct a motion picture or referee a fight.” Voor en na de opnamen voelde hij zich waarschijnlijk inderdaad meer een politieagent die af en toe tussenbeide moest komen, want het moddergooien naar elkaar ging gewoon verder. Zo liet Davis een Coca Cola automaat installeren op de set om haar tegenspeelster te treiteren. Crawfords kort daarvoor overleden echtgenoot was namelijk directeur van Pepsi Cola en ook zij zelf zat in het bestuur van dat bedrijf. Crawford stopte op haar beurt voorafgaand aan de scène waarin Davis haar haast levenloze lichaam uit het huis moest sleuren gewichtjes in haar zakken, met als resultaat dat Davis er een zeer pijnlijke rug aan over hield. Maar de rivaliteit die de vrouwen in het echte leven voor elkaar voelden, had een gunstige uitwerking op hun acteerprestaties. Aangezien beiden niet onder wilden doen voor de ander, spetterden ze van het doek af. Aldrich: “Now Davis is a tough old broad and you fight. But when you see what she puts on the screen you know it was worth taking all the bull.”

Davis ontving voor haar rol dan ook haar elfde en laatste Oscarnominatie. Besmeurd met een dikke laag make-up – waardoor ze veel ouder lijkt dan de 54 jaar die ze in werkelijkheid was – en gekleed in een onschuldig witte baby doll gaat ze helemaal op in de rol van het groteske kindsterretje dat haar beste tijd al heel lang achter zich heeft. Omdat je weet dat Davis in het echte leven ook een gigantisch kreng kon zijn, is het volkomen geloofwaardig dat ze stikjaloers is op haar zus Blanche, die haar schoonheid een stuk beter heeft weten te conserveren en – in tegenstelling tot zij zelf – nog wél door het publiek wordt herkend en gewaardeerd. De compleet geschifte Baby Jane is ervan overtuigd dat ze een comeback kan maken en huurt de opportunistische pianist Edwin Flagg (Victor Buono, die eveneens een Oscarnominatie ontving) in. Aangezien Flagg zelf dolgraag onder het juk van zijn bemoeizuchtige moeder uit wil en bovendien de flinke zak geld die hem beloofd wordt wel ziet zitten, werkt hij mee aan het lachwekkende theater van Jane. Totdat hij erachter komt welke gruwelijke praktijken er boven, op de kamer van Blanche, plaatsvinden. Dat het potsierlijke personage van Davis tot zijn recht komt, is mede te danken aan Joan Crawford die zich in haar rol zeer bescheiden opstelt en daarmee de zaak in balans brengt. Dat Crawford door de keuzeheren van de Academy Awards over het hoofd werd gezien, zal haar ongetwijfeld pijn hebben gedaan. Zeker omdat ze minstens zo sterk speelt als Davis. De zwart-witcinematografie vol onheilspellende schaduwen ademt volledig de lugubere sfeer uit van het script. Ernest Haller werd er terecht voor bekroond met een Oscarnominatie.

‘What Ever Happened to Baby Jane?’ is de moeder aller psychologische thrillers en vormde de eerste in een rij films waarin angstaanjagende oudere dames de hoofdrol speelden. Het is niet verwonderlijk dat Bette Davis in een aantal daarvan, waaronder in ‘Hush Hush… Sweet Charlotte’ (1964), de hoofdrol speelt. Ze was nu eenmaal een meester in het spelen van nare, hatelijke monsters, die ze tegelijkertijd iets tragisch wist mee te geven. Bovendien was ze niet bang om lelijk en onaardig te zijn, in tegenstelling tot vele andere Hollywood-diva’s. Vooral Davis profiteerde dus van het succes van ‘What Ever Happened to Baby Jane’, waarschijnlijk omdat haar rol er veel meer uitspringt dan die van Joan Crawford. Maar beide vrouwen leveren topprestaties en tonen zonder meer aan waarom zij tot de beste actrices aller tijden worden gerekend. Wees gewaarschuwd, ‘What Ever Happened to Baby Jane?’ gaat je niet in de koude kleren zitten. De film is bij vlagen zeer naargeestig en de rollen worden bijzonder overtuigend gespeeld. Hou je van (psychologische) thrillers of ben je een fan van Davis of Crawford? Ga dan maar eens lekker zitten voor deze briljante, 134 minuten lange angstaanjagende klassieker! Absoluut een memorabel en ongeëvenaard staaltje cinema!

Patricia Smagge

Waardering: 5

Bioscooprelease: 13 juni 1963