What’s Up, Tiger Lily? (1966)

Regie: Woody Allen, Senkichi Taniguchi | 80 minuten | actie, komedie | Acteurs: Tatsuya Mihashi, Akiko Wakabayashi, Mie Hama, Woody Allen, Tadao Nakamaru, Susumu Kurobe, Sachio Sakai, Eisei Amamoto, Tetsu Nakamura, Osman Yusuf, John Sebastian, Zal Yanovsky

Voor zijn eerste film had Woody Allen een briljant idee: neem een campy, Japanse film in de stijl van James Bond en verwissel de oorspronkelijke met Engelse dialoog. Deze dialoog kan nu afwijken van datgene wat de beelden communiceren en zo aantrekkelijke humor creëren. Het is het type benadering dat voor een hilarische culthit kan zorgen. Echter, “Tiger Lily” blijkt een verrassend ongrappig werkje te zijn geworden.

De film begint met de originele Japanse film met de oorspronkelijke dialoog nog intact. Ondertiteling is niet nodig, want de beelden van deze actiescène zeggen genoeg. In een huiskamer breekt een gevecht uit tussen de goeden en de slechten, en dit stukje film is al bijzonder grappig door de gekunstelde vechtmomenten en het duidelijk op Hollywood geënte karakter. Maar dan stopt de film en zien we Woody Allen aan tafel zitten met een journalist die hem vraagt naar zijn project. Hij verklaart zichzelf en even later zitten we naar dezelfde film te kijken, maar met Engelse dialoog.

Het wordt meteen een stuk minder leuk. Af en toe zul je best moeten glimlachen, maar meestal is de film behoorlijk slaapverwekkend, helemaal wanneer we weer eens getrakteerd worden op een optreden van de destijds populaire rockband “The Lovin’ Spoonful”. Deze ingevoegde segmenten duren veel te lang en voegen niets toe. Pas na een dikke twintig minuten wordt er op een interessante manier gespeeld met de (nieuwe) relatie tussen beeld en geluid wanneer de hoofdpersoon verkondigt: “Dit is de verplichte scène waarin de regisseur en z’n vrouw voorbij lopen”, waarna we een man en vrouw door het beeld zien lopen, en de man uitroept: “Egoist!”. Ook de scène hierop is amusant, wanneer zijn vrouwelijke compagnon zegt dat ze de man zijn kleren van het lijf wil scheuren, en dan, wanneer hij naar haar toe leunt om te zoenen, snel een verrekijker voor haar ogen houdt om de omgeving te bekijken. Dit soort scènes zorgen voor leuke contrasten tussen beeld en dialoog en speelt op een interessante wijze met de verwachtingen van de kijker. Even denk je dat Allen de juiste toon te pakken heeft, wanneer er al snel weer iets grappigs plaats heeft. De schurk loopt op een boot langs een stel kajuiten, waar allemaal hoertjes voor hem klaar staan, die hem allemaal gedag zeggen. Bij de laatste blijft hij staan en ineens roept: “Mam!”. De scène eindigt wanneer hij haar ineens buiten westen slaat. “She takes a good punch” is het droge commentaar.

Zo zijn er nog wel enkele leuke vondsten, of hele flauwe die door hun slapheid toch ook wel op de lachspieren werken. Zoals in het geval van de reactie van onze held op de naam van de schurk, Anthony Wong: “Two Wongs don’t make a Wight”. Erg fout en flauw, maar juist daardoor grappig. Maar langer dan een minuut of vijftien houdt de hilariteit niet aan. Te vaak wordt er dicht bij de beelden gebleven of wordt er juist te overdreven geprobeerd grappig te zijn met accentjes of dom gelach. De hele zoektocht naar de eiersalade is best leuk bedacht en zorgt voor milde humor hier en daar, maar echt succesvol kan de film niet genoemd worden.

Allens spannende belofte voor het begin van de “werkelijke” film dat we beelden te zien krijgen die iets totaal anders zeggen dan de dialoog, wordt helaas te weinig ingelost. Er wordt te vaak met letterlijke grapjes en typetjes gewerkt, en te weinig met humor door “botsingen” tussen beeld en geluid. Aardig is het dan weer wanneer de film op verschillende momenten wordt stopgezet door Allen. Halverwege de film vraagt de journalist bijvoorbeeld of Allen het chaotische verhaal niet even kan uitleggen voor de kijker: “Nee”, zegt hij kortaf, en de film gaat weer verder. En tegen het einde van de film wordt alles doodleuk op pauze gezet. Aanvankelijk omdat er een haartje op de lens ligt dat de operateur eraf moet halen, waardoor we een hand en arm in beeld zien verschijnen, maar het mondt uit in een uitbeelding van schaduwbeesten voor de projector, en even later in een intieme zoenscène tussen de operateur en zijn vriendin. Absurd, maar het zorgt in ieder geval dat er weer wat leven in de brouwerij komt. Iets waar in deze film, ondanks de besproken scènes, een chronisch gebrek aan is.

Bart Rietvink