Whirlpool (1949)

Regie: Otto Preminger | 95 minuten | drama, misdaad | Acteurs: Gene Tierney, Richard Conte, José Ferrer, Charles Bickford, Barbara O’Neil, Eduard Franz, Constance Collier, Fortunio Bonanova, Beau Anderson, Myrtle Anderson, Lovyss Bradley, Margaret Brayton, Sue Carlton, Clancy Cooper, Lawrence Dobkin, Johnny Duncan, Charles Flynn, Robert Foulk, Alex Gerry, Bruce Hamilton, Mauritz Hugo, Ted Jordan, Larry Keating, Ruth Lee, Ian MacDonald, Joyce Mackenzie, Howard Negley, Wanda Perry, Anitra Sparrow, Randy Stuart, John Trebach, Nancy Valentine, Jane Van Duser, Mack Williams

De van oorsprong Oostenrijkse regisseur Otto Preminger werkte vanaf het moment dat hij in de VS arriveerde afwisselend in de toneel- en in de filmwereld. In 1944 wist hij zijn naam definitief te vestigen dankzij de ijzersterke film noir ‘Laura’, de film die niet alleen zijn carrière, maar ook die van hoofdrolspeelster Gene Tierney lanceerde. Preminger stond onder contract bij Fox. De studio verwachtte na ‘Laura’ meer successen, maar die bleven uit. Preminger beperkte zich niet tot thrillers en moordmysteries en bracht het er zeker niet onaardig vanaf. Maar geen van de films die volgde kon in de voetsporen van ‘Laura’ treden. De autoritaire Oostenrijker had er veel moeite mee om naar de pijpen van de studiobazen te dansen maar gaf eind jaren veertig toch toe aan de oude wet die voorschrijft dat je telkens weer terug kan vallen op je eerste succes. En dus maakte Preminger drie psychologische thrillers na elkaar; ‘Whirlpool’ (1949), ‘Where the Sidewalk Ends’ (1950) en ‘The Thirteenth Letter’ (1951). In twee van de drie films wordt de regisseur herenigt met de ster van zijn grootste succes: de beeldschone Gene Tierney.

In ‘Whirlpool’ spelt Tierney Ann Sutton, een rijke jonge vrouw die het helemaal voor elkaar lijkt te hebben. Ze is getrouwd met dokter William ‘Bill’ Sutton (Richard Conte), een gerespecteerd psychoanalyst en heeft alles wat haar hartje begeert. Ann draagt echter een groot geheim met zich mee: al van kinds af aan heeft ze de compulsieve behoefte om dingen te stelen. Ze schaamt zich ervoor en heeft haar man er nooit over durven vertellen. Op een dag wordt ze in een warenhuis betrapt op het stelen van een dure broche. David Korvo (José Ferrer), een charlatan die zich uitgeeft voor hypnotherapeut, aanschouwt het geheel en schiet de in verlegenheid gebrachte Ann te hulp. De volgende dag belt hij haar op. Ann denkt dat Korvo haar wil chanteren en besluit met hem af te spreken. Hij biedt echter aan haar via hypnose van haar kleptomanie en slapeloosheid af te helpen. Aanvankelijk is Ann enigszins terughoudend, maar uiteindelijk gaat ze toch met hem in zee. Korvo blijkt echter heel andere plannen te hebben. Niet veel later wordt het lijk van een vrouw gevonden. Ann is de hoofdverdachte, aangezien zij in het huis van het slachtoffer was toen zij gevonden werd…

Psychoanalyse stond eind jaren veertig nog in de kinderschoenen. Voor die tijd snijdt ‘Whirlpool’ dus een controversieel onderwerp aan en dat was koren op de molen van Preminger, die zich maar wat graag op de complexiteit van de menselijke psyche stortte en nóg liever de boel wakker schudde met een controversieel thema. Het verhaal, dat vanwege de grote overeenkomsten logischerwijs vergeleken wordt met ‘Laura’, weet echter niet te overtuigen. Dat komt vooral door een aantal onwaarschijnlijkheden en plotgaten in het script van de ervaren scenarioschrijvers Ben Hecht (die in de jaren veertig veelvuldig samenwerkte met Alfred Hitchcock) en Andrew Solt. Juist omdat zulke grote namen betrokken zijn bij het script, zijn de verwachtingen hoog. Verwachtingen die ‘Whirlpool’, in ieder geval op verhalend vlak, niet waar kan maken. Gelukkig redden de twee hoofdrolspelers de film van de afgang. De rol van labiele heldin is Gene Tierney op het lijf geschreven. De actrice kende zelf ook mentale problemen, die haar haar hele leven zouden blijven achtervolgen. In de film zegt Korvo tegen Ann dat ze een gevangene is in haar eigen verwende, perfecte leventje, is zo terug te voeren naar Tierneys eigen wereldje, waarin van haar als Hollywood starlet werd geëist dat ze het ook allemaal perfect voor elkaar zou moeten hebben.

Naast de bijzonder mooie Tierney zien we José Ferrer als de aalgladde charlatan Korvo. Ook hij voelt zich als een vis in het water in zijn rol en met zijn rijke, volle stem weet hij de kijker bovendien goed te sturen met zijn voice-overs. Wie minder goed gecast lijkt te zijn is Richard Conte, doorgaans te zien als keiharde gangster en vooral bekend als Don Corleone’s rivaal Don Barzini in ‘The Godfather’ (1972). Als de brave, zogenaamd geniale psychoanalyst Bill Sutton overtuigt hij totaal niet. Hij speelt niet slecht, maar is simpelweg niet geloofwaardig en doet meer denken aan een kleine crimineel uit een New Yorkse achterbuurt dan aan een gedistingeerde, hoogopgeleide academicus. In kleinere rollen zien we ervaren rotten Constance Collier (in haar laatste film) en Charles Bickford. Preminger en zijn cinematograaf Arthur Miller leuken het matige verhaal verder op met enkele visuele hoogstandjes, waaronder spiegelshots (om Anns ambivalentie extra uit de verf te laten komen), uitdagende camerahoeken, bizarre diagonale schaduwen en talloze verwijzingen naar ‘Laura’. Wie die superieure film gezien heeft zal absoluut meer lol beleven aan ‘Whirlpool’ dan een ander.

Voor liefhebbers van de klassieke psychologische thriller of de film noir biedt ‘Whirlpool’ heel vermakelijk tijdverdrijf. Het is een film die duidelijk zijn beperkingen heeft – met name in het script. Wie de nodige achtergrondinformatie heeft over de filmmakers en regisseurs zal extra voldoening kunnen halen uit ‘Whirlpool’. Die aardige knipoogjes, het acteertalent van de twee hoofdrolspelers en de genialiteit van regisseur Preminger maken deze film noir zeker de moeite waard. Briljant is het allemaal niet, leuk wel!

Patricia Smagge