White Cube (2020)

Recensie White Cube CinemagazineRegie: Renzo Martens | 77 minuten | documentaire

In Renzo Martens’ documentaire ‘Episode III – Enjoy Poverty’ (2008) probeerde de filmmaker op enigszins cynische wijze arme Congolezen geld te laten verdienen op de manier waarop Westerse fotografen dat ook deden: met het fotograferen van het leed in hun land. Dat mislukte (en resulteerde in de sarcastische titel), maar de documentaire werd een succes. Die triomf leidde op een organische manier weer tot het vervolg ‘White Cube’ (2020). Deze film is stukken minder controversieel dan zijn voorganger, maar zet de kijker toch aan het denken.

Een geschiedenislesje dan: William Lever van de Britse zeepfabrikant Lever Brothers begon in 1911 een palmolieplantage in Belgisch Congo. Congolezen kregen naast een baan op de plantage ook een huis, waardoor de arbeiders zich massaal aanmelden. Tot op de dag van vandaag wordt er palmolie gewonnen; voor 1 dollar per dag – wat niet genoeg is om eten van te kopen – en in armetierige huizen zijn de plantagewerkers niets beter af dan toen. Martens constateert hier terecht een enorme tegenstelling: toen zijn film ‘Enjoy Poverty’ te zien was in het Londense Tate Modern, en hij daarbij uitgenodigd was, zag hij overal Unilever-logo’s op de muren. Unilever pompt sponsorgelden in Westerse musea, geld dat ze onder andere kunnen missen door de plantagearbeiders onder te betalen. Waarom zien de Congolezen hier dan niets van terug?

Martens is er zelf ook niet slechter van geworden, geeft hij zelf toe in ‘White Cube’. “Van het geld dat ‘Enjoy Poverty’ opbracht kon ik goed leven, ik heb zelfs een auto kunnen kopen, ben ondertussen getrouwd…” Die eerlijkheid siert de filmmaker, maar tegelijkertijd voelt het wat ongemakkelijk. Daar wordt nog een schepje bovenop gedaan als blijkt dat Martens’ eerste poging om de inwoners in aanraking te brengen met kunst, in Botega, op niets uitloopt, omdat hij niet meer welkom is op de plantage vanwege vermeende bedreigingen door ‘zijn’ mensen. Martens zoekt vaderlijke steun bij een oudere man en barst vervolgens in tranen uit. Waarom dat fragment niet sneuvelde uit de ruim 700 uren materiaal die hij in zo’n acht jaar verzamelde? Is het een rol die hij speelt of is de emotie echt? 

Het lot van de Congolezen moet Martens wel aan het hart gaan. In 2014 lijkt het zijn project dan toch voor de wind te gaan. In Lusanga, waar de grond volledig uitgeput is, maken de plantagearbeiders sculpturen van rode rivierklei; beelden die dichtbij hun eigen belevingswereld staan (getuige het beeld van een verkrachting). Martens komt met het idee om deze beelden digitaal door te sturen naar de Westerse musea, waar ze vervolgens in chocolade werden nagemaakt en verkocht kunnen worden. Om zijn idee duidelijk te maken deelt hij Cote d’Or uit – het is de eerste keer dat deze mensen chocolade proeven. De CATPC (Cercle d’Art des Travailleurs de Plantation Congolaise) is een feit en in een museum in New York worden de beelden daadwerkelijk tentoongesteld. Met de opbrengst en de reclame die dit oplevert creëert Martens de mogelijkheid om in Lusanga een museum te bouwen. Het werkt: de inwoners van Lusanga kunnen nu hun land gebruiken voor het planten van gewassen.

Met ‘White Cube’ poogt Martens geen hapklare oplossing te geven op de scheve verhoudingen binnen de kunstwereld, maar het feit dat hij überhaupt aantoont dat de (misschien wel zogenaamd) betrokken kunstenaars eigenlijk net zo goed profiteren van de misstanden in de wereld is al heel wat. En het succes dat hij in Lusanga heeft geboekt kan alleen maar inspirerend werken.

Monica Meijer

Waardering: 3.5

Bioscooprelease: 26 november 2020