Woman in the Dunes – Suna no onna (1964)
Regie: Hiroshi Teshigahara | 147 minuten | drama, thriller | Acteurs: Eiji Okada, Kyôko Kishida, Hiroko Itô, Kôji Mitsui, Sen Yano, Ginzô Sekiguchi
Jumpei Niki (Eiji Okada) is een leraar en amateur-entomoloog die een paar dagen vrij neemt om aan de Japanse kust op zoek te gaan naar insecten. Hij hoopt een nieuwe soort kever in de duinen te ontdekken die hem beroemd zal maken. Omdat hij de laatste bus naar huis heeft gemist, biedt een dorpeling hem aan om in een nabijgelegen huis te overnachten. De aangeboden slaapplaats bevindt zich in een tienmeter diepe kuil, en is alleen toegankelijk via een touwladder. De enige bewoner is een jonge weduwe (Kyōko Kishida), die onlangs haar man en dochter heeft verloren tijdens een zandstorm. Wanneer Jumpei zijn afdaling maakt, is de vrouw vervuld van vreugde. Eindelijk is er weer eens een bezoeker in de uitholling.
De volgende ochtend wordt Jumpei wakker, waarna hij zoals gepland het huis wil verlaten. Tot zijn verbazing is de ladder verdwenen. Hij beseft plotseling dat hij een gevangene is geworden. De redenen hierachter zijn divers. Op de eerste plaats dient hij de vrouw te helpen met het vullen van zakken zand, die de dorpelingen vervolgens zullen verkopen op de zwarte markt. Het dorp heeft het namelijk zwaar te verduren sinds steeds meer jongeren naar de grote steden verhuizen. Jumpei dient daarom het productiegehalte op te krikken. Op de tweede plaats wordt ook van hem verwacht dat hij de rol van de overleden echtgenoot inneemt. De vrouw is eenzaam en Jumpei zal als haar geliefde moeten optreden. En de kuil, dat is zijn nieuwe huis, of hij dat nou wil of niet.
Zo begint het meesterlijke ‘Woman in the Dunes’ van regisseur Hiroshi Segawa. Het is de tweede samenwerking tussen Segawa en schrijver Kōbō Abe, nadat zij eerder het ondergewaardeerde ‘Pitfall’ (1962) afleverden. ‘Woman in the Dunes’, gebaseerd op Abe’s gelijknamige roman, is hun onbetwiste pronkjuweel. Sinds zijn uitkomst in 1964 heeft de film niets van zijn oorspronkelijke glans verloren.
In eerste instantie lijkt de plot van ‘Woman in the Dunes’ vrij simpel. We hebben een bepaalde verwachting van onze hoofdpersoon en voorspellen voorzichtig hoe de titulaire vrouw in het verhaal verwikkeld zal raken. Niets is echter zo eenvoudig als het op het eerste gezicht lijkt. Al vanaf de eerste minuut hangt er een indringend gevoel van onbehagen in de lucht. De fotografie blijft lang stilstaan bij merkwaardige details: talloze close-ups van zandkorrels en insecten, terwijl Jumpei zich als een minuscuul organisme door de duinen heen baant. We volgen hem voorzichtig en altijd op afstand, terwijl de dreigende muziek van Tōru Takemitsu zijn entree maakt. De muzikale begeleiding is zowel innemend als verontrustend. Het is een kennismaking met de sfeer van de film, maar toch vooral een voorbode voor wat er nog komen gaat.
Samen met Jumpei, ondergaat de kijker allerlei emotionele transities tijdens het kijken van ‘Woman in the Dunes’. De eerste vluchtpogingen van Jumpei zijn zwart-komisch van aard. Hij probeert telkens weer om over de metershoge zandmassa’s te klauteren, die vervolgens even snel onder zijn gewicht bezwijken. Zijn totale machteloosheid, in combinatie met de zonderlinge enscenering, werkt uitstekend als lachmateriaal. De absurditeit van zijn situatie zorgt na een tijdje echter steeds minder vaak voor geestigheid, waarna de ernst van de toestand binnensluipt. Wat als hij nooit ontsnapt? Is hij gedoemd om de rest van zijn leven in een kuil te spenderen? Dit uit zich in frustratie, wat in contrast staat met de altijd positieve mentaliteit van de vrouw. Zij is de hele nacht met een onuitputtelijke glimlach zand aan het scheppen. ‘’Ik snap het niet. Lijkt je dit allemaal niet zinloos? Schep je zand om te leven of leef je om zand te scheppen?’’ vraagt Jumpei aan haar. Voor de vrouw is dit echter de meest normale leefwijze die er bestaat. Wie is Jumpei, in zijn huidige positie, om daar iets tegenin te brengen?
Naast de weergaloze spanningsboog en de verscheidene visuele vondsten (zand is nog nooit zo ingenieus in een film toegepast), biedt ‘Woman in the Dunes’ bovenal veel stof tot nadenken. Er vallen hier vergelijkingen te trekken met het werk van Franz Kafka en Albert Camus, waar zowel Segawa als Abe in de loop van hun carrière inspiratie uit hebben geput. Vooral ‘De mythe van Sisyphus’ van Camus, waarin de Griekse held Sisyphus door de goden wordt gestraft om dag in dag uit een rotsblok een berg op te duwen, is te lezen als een treffende parabel. Maar ook de economische en culturele ontwikkeling van Japan in de tweede helft van de twintigste eeuw speelt een merkbare rol. Jumpei, een voormalige consument en functionaris, wordt gaandeweg gereduceerd tot een wanhopige wildeman. Hij zet alles op alles om terug te keren naar de gemakken van de Westerse samenleving, terwijl hij deze oorspronkelijk juist probeerde te ontvluchten vanwege de aspiraties rondom zijn hobby. Jumpei – in wezen een gevangen kever – heeft zijn lot aan zichzelf te danken, wat kan worden gezien als een directe kritiek op de opbloeiende consumptiemaatschappij.
‘Woman in the Dunes’ is een scherpzinnige, doch heerlijk ambivalente kijkervaring. Het is een film over het willen vluchten uit de werkelijkheid, en een film over het aanvaarden van je positie in het leven. De film klampt zich soms vast aan komedie, om zich even later in de psychologische horror te storten. Dat je er nooit helemaal je vinger op kunt leggen, maakt dat het uiteindelijke resultaat des te boeiender is. ‘Woman in the Dunes’ is een fascinerende film, die je niet zo gemakkelijk zult vergeten.
Len Karstens
Waardering: 5
Bioscooprelease: 23 december 1965