Yellow Box (2006)

Regie: Huang Ting-Fu | 53 minuten | documentaire

Allereerst is er vervreemding. Waar gaat deze film over? ‘Betel nut’-meisjes? Ze lijken wel vijftien maar kleden zich als prostituees. Met hun zijden ondergoed, korte rokjes en lange laarzen proberen ze automobilisten naar hun glazen huisje te lokken om hun ‘betel nuts’ te verkopen, een soort kauwgomachtige noten waar al 2000 jaar in Taiwan op gekauwd wordt als midden tegen allerlei kwaaltjes. De meisjes leven in hun glazen huisjes, dag in, dag uit. Het zijn echter geen prostituees. Ze dienen alleen de seksuele fantasie op te roepen, die blijkbaar nodig is om trek te krijgen in deze nootsoort. Dit wordt duidelijk als het ene ‘betel nut’-meisje een ander ‘betel nut’-meisje aanmoedigt om naar de auto’s te zwaaien. Het meisje durft echter niet. Ze is er, ondanks haar korte rokje en sexy ondergoed, veel te verlegen voor. Een mooi menselijk moment in een vreemde, haast onmenselijke wereld.

Een documentaire over deze bizarre winkeltjes zal heel wat kijkers doen verbijsteren. Het preutse Oosten kent zijn eigen vormen van seksuele fantasie en dit is er één van. Jonge meisjes die eruit zien als prostituees die ‘betel nuts’ verkopen. Het meest verbijsterende aan de film is echter de amateuristische manier waarop regisseur Ting-Fu Huang zijn onderwerp benadert. Amateuristisch is niet eens het goede woord. Afstandelijk en ongeïnteresseerd kloppen beter. De regisseur lijkt deze bizarre situatie de normaalste zaak van de wereld te vinden, wat nog wel te begrijpen is aangezien Huang zelf uit Taiwan komt. In zijn statement over de film gaat hij eerst uitvoerig in over de geschiedenis van de ‘betel nut’ en van de glazen verkoophuisjes. En als hij ingaat op de rol van de meisjes, komt hij niet verder dan te zeggen dat het leven depressief is in zo’n glazen huisje. De film weerspiegelt dit idee. Terwijl de meisjes vrolijk praten over hun relaties staat de camera er statisch bij, de beelden zwart-wit. Vaak filmt Huang de meisjes door een raam, een glas of een spiegel, om het idee van de benauwdheid in het hok nog eens te bevestigen. Hij benadert de meisjes van grote afstand, misschien zelf bang om werkelijk bij hen in de buurt te komen en ze menselijk weer te geven. Buiten het eerder genoemde moment van verlegenheid bij een meisje leren we ze zo bijna niet kennen. Huang doet er alles aan om de meisjes te objectiveren, ze te verkleinen tot objecten. De meisjes lijken zich ondertussen gemakkelijk aan hun benarde situatie te hebben aangepast. Vol lol flirten ze met de automobilisten en praten ze via een kastje met vrachtwagenchauffeurs die in de buurt zijn. Eén ‘betel nut’ meisjes vertelt trots dat ze met een jongen vreemdgaat en dat haar man er niks vanaf weet. Het andere meisje luistert vol fascinatie naar haar.

Onder dit optimisme gaat bij de meeste meisjes een ongekende depressie schuil. Eén van de meisjes bekent op een gegeven moment dat ze drugs heeft ingenomen om de saaie dag door te komen. Misschien zegt ze het alleen om indruk te maken op het andere meisje, maar duidelijk is dat hun leven zwaar is. De ‘betel nut’-meisjes zijn zeer interessant in hun oppervlakkige vrolijkheid waar waarschijnlijk een zware depressie achter schuilgaat. Het lijkt echter wel alsof regisseur Huang ons begrip naar de meisjes toe wil tegenwerken. Het lukt hem niet eens om hun enthousiasme over te brengen, laat staan in te gaan op de werkelijke emoties die er achter schuilgaan. Wat overblijft is een zeer ééndimensionaal en oppervlakkig portret van een interessant en heel bizar onderwerp.

Jelmer van der Lucht