Can (2011)

Regie: Rasit Çelikezer | 106 minuten | drama | Acteurs: Selen Uçer, Serdar Orçin, Yusuf Berkan Demirbag, Erkan Avci, Zeynep Yalcin, Cengiz Bozkurt, Idil Yener, Serhat Nalbantoglu, Erdal Cindoruk, Sait Genay, Nisa Melis Telli, Kürsat Alniaçik, Güray Görkem

De Turkse cineast Rasit Çelikezer snijdt in zijn tweede speelfilm ‘Can’ interessante thema’s aan: de sociale druk die vanuit de Turkse maatschappij op jonge getrouwde stellen ligt om een gezin te starten en de als vanzelfsprekend geachte onvoorwaardelijke liefde van een moeder voor haar kind. Met de enigszins opmerkelijke vorm die hij hiervoor heeft gekozen verdient hij punten, maar helaas schort er wel wat aan de effectiviteit van de twee naast elkaar lopende verhalen.

‘Can’ draait om Cemal (Serdar Orçin) en Ayşe (Selen Uçer), zo’n pasgetrouwd stel uit voorgaande alinea. Hun geschiedenis zorgt ervoor dat er in het Istanbul waar zij wonen slechts één bevriend echtpaar woont. Cemal heeft een baan in een fabriek en het koppel wil graag een kind. Maar wanneer Ayşe ondanks de vele pogingen van de twee nageslacht te produceren maar niet in verwachting raakt, rest het duo niets anders dan een bezoek aan de dokter. De onverbiddelijke uitkomst: Cemal is onvruchtbaar. Hij voelt zich tot in het diepst van zijn mannelijkheid gekrenkt. Een bevriende collega heeft een uitweg: op de zwarte markt een kind adopteren. Maar dat betekent alsnog gezichtsverlies voor de trotse Cemal: daarmee geeft hij immers zijn ‘tekortkoming’ toe. Zijn oplossing – waarmee hij in een ontluisterende scène Ayşe direct voor het blok zet – is even eenvoudig als bizar: Ayşe moet zich met een geconstrueerde, ongemakkelijk zittend buikstuk voordoen als een zwangere en op het moment dat de ‘uitgerekende datum’ nadert, adopteren ze illegaal een baby. Ayşe voelt niet veel voor dit besluit, maar gaat desondanks mee in het absurde plan. Haar aanvankelijke onwil lijkt zich na de ‘geboorte’ te wreken: ze voelt niets, maar dan ook helemaal niets voor de schattige baby.

De tweede verhaallijn in ‘Can’ draait om een alleenstaande moeder (wederom Selen Uçer). Elke dag vertrekt zij met haar zevenjarige zoontje, laat hem achter op een bankje op een plein bij de haven, waarna ze naar haar werk gaat, om hem na haar dienst weer op te halen. Ze slaat geen acht op zijn verlangende blikken naar het speeltuintje waaraan het flatje waar de twee wonen grenst, hij krijgt geen aai over zijn bol, geen kus, geen knuffel, niets. Het ritueel herhaalt zich meerdere malen, tot het jongetje, dat Can blijkt te heten, van een straatartiest een krijtje krijgt. Het krijtje lijkt hem de mogelijkheid te geven eindelijk deel uit te maken van de wereld om hem heen: als een modern Klein Duimpje zet hij kruisjes om de weg terug te kunnen vinden en zo volgt hij zijn moeder naar haar werk.

Dat de alleenstaande moeder en Ayse dezelfde persoon zijn, wordt door het gespring tussen de twee verhalen pas later in de film duidelijk. Na een uur zien we namelijk hoe Ayse en haar adoptiefzoon in deze situatie terecht zijn gekomen: Cemal kan de weerzin van zijn vrouw tegenover zijn zoon niet meer aan en neemt de benen. Ayse blijft alleen achter met het kind dat ze verafschuwt, maar zonder vrienden en familie rest haar niets dan voor hem en zichzelf te gaan zorgen.

Afgezien van het titelpersonage, die je hart zal stelen – al is dat alleen op basis van zijn uiterlijk, is het moeilijk een volwassen personage te vinden in ‘Can’ voor wie je sympathie op kunt brengen. Tot op zekere hoogte lukt het nog. Het is goed voor te stellen hoeveel pijn Cemal voelt dat hij geen kinderen kan verwekken; de tegenzin van Ayse om haar echtgenoot zijn wens (of is het die van de maatschappij?) in te willigen is aannemelijk. Maar dat een vrouw die jarenlang voor een kind, zo vertederend en lief als Can, zorgt, zonder dat ze een emotionele band met hem opbouwt, is onvoorstelbaar, hoezeer dat ook juist het onderwerp is dat Çelikezer aan de kaak wil stellen. Er is gewoonweg niet voldoende uitleg om haar onvermogen tot moederliefde inzichtelijk te maken. Het ontbreken van begrip voor de hoofdpersonages is overigens niet wat ‘Can’ de das omdoet. In de tweede helft van de film zit een storende fout in de tijd, waardoor bepaalde personages een ontwikkeling door hebben gemaakt, die eenvoudigweg niet past in de tijd die verstreken is.

Dat alles maakt van ‘Can’ geen mislukte produktie. Er wordt goed geacteerd, Selen Uçers continue neerhangende mondhoeken laten je afvragen of de actrice ooit weer zal kunnen lachen. De cinematografie is om door een ringetje te halen, met enkele zeer inventieve shots (waaronder de openingsscène, die een toon zet die haaks staat op de rest van de film). En hoe onsympathiek de personages ook mogen zijn, het verhaal houdt je wel bij de les. ‘Can’, dat de Special Jury Prize won op het Sundance Film Festival, zal je – in ieder geval gedurende de speeltijd – niet onverschillig laten.

Monica Meijer