Fist of Fear, Touch of Death (1980)
Regie: Matthew Mallinson | 83 minuten | actie, sport | Acteurs: Bruce Lee, Fred Williamson, Ron Van Clief, Adolph Caesar, Aaron Banks, Bill Louie, Teruyuki Higa, Gail Turner, Richard Barathy, Hollywood Browde, Louis Neglia, Cydra Karlyn, Annette Bronson, John Flood, Ron Harvey, Mark Messina, Raymond Loperfido, George Lopez, Charles Odwin, Raymond F. Martineau, Frankie Italo, Angelo Spergo, Alphonse Hewitt, David Pedernera, Danny Reilly, Glen Perry, Dean Brockway, Danny Weatherspoon, Richard Cruz, Jose Miranda
“Bruceploitation” is een verzamelnaam voor de pogingen van allerlei filmmakers om geld te verdienen met goedkope vechtfilms waarin acteurs werden gebruikt die op een of andere manier op Bruce Lee leken om zo wat te verdienen aan de populariteit van de overleden ster. Acteurs met namen zoals Bruce Li, Bruce Le, Bruce Lai en Bronson Lee acteerden in een ware hausse aan goedkope vechtfilms met titels zoals daar zijn: ‘Bruce against Iron Hand’, ‘Bruce Lee against Supermen’ en ‘Return of the Tiger’. De meeste van deze films waren kwalitatief gezien niet hoogstaand maar boden, zeker voor fans van het genre, wel degelijk vermaak.
‘Fist of Fear, Touch of Death’ moet in dezelfde categorie geschaard worden. De film presenteert zichzelf als een documentaire waarin Adolph Caesar als TV-reporter verslag doet van een karate-evenement. Tijdens dit evenement zal worden getracht de “opvolger van Bruce Lee” te vinden. De film bestaat grofweg uit drie delen. Allereerst introduceert en interviewt Caesar bekende figuren van de avond zoals Fred Williamson, Ron van Clief en Aaron Banks. Het tweede deel is een verbeelding van de jeugdjaren van Bruce Lee waarin beelden van de serie “The Thunderstorm” (een serie uit 1957 waarin Bruce Lee een van zijn vroege rollen had!) worden afgewisseld met beelden uit de film ‘The Invisible Super Chan’. De beelden uit deze producties werden van nieuw ingesproken dialogen voorzien zodat zij aansloten bij de manier waarop de makers de jeugd van Bruce wilden presenteren. Deze ‘dubbing’ leidt soms tot lachwekkende momenten als de vader van Bruce zijn zoon weer in het gareel probeert te krijgen. De beelden van ‘Invisible Super Chan’ moeten het leven van een voorouder van Lee uitbeelden maar zijn eigenlijk totaal buitensporige vechtscènes uit een ‘duizend in een dozijn’ vechtsportfilm zoals wel meer Aziatische films in dit genre die in de jaren zeventig werden gemaakt. De ‘knip-en-plak’-methode die de makers in dit gedeelte hanteren is van een zeer dubieus niveau. Het derde deel tenslotte vormt de afsluiting van het karate-evenement en de uitkomst van het gevecht om de titel van ‘opvolger van Bruce Lee’.
‘Fist of Fear, Touch of Death’ is een onfijnzinnig, haastig in elkaar gezet werkje dat een van de meest primitieve vormen van exploitatie van de Bruce Lee legende genoemd mag worden. Voor sommigen is deze film zo slecht dat hij weer leuk wordt. Voor anderen juist een belediging van de erfenis van Lee. De waarheid ligt ergens in het midden. Natuurlijk is de slechte dubbing en het incoherente gebruik van verschillende filmbeelden op sommige momenten hallucinerend hilarisch. En vele betrokkenen in de film laten niet na om Lee de hemel in te prijzen. Maar als de makers deze film als een satire bedoelden dan is hij over het algemeen niet grappig. Hadden zij een eerbetoon aan Bruce Lee in gedachten, dan komt dit in ieder geval niet geloofwaardig over. Fred Williamson levert nog de meest zinnige bijdrage als hij stelt dat het een belediging is om überhaupt te spreken over een “opvolger van Bruce Lee” aangezien niemand in zijn schaduw kon staan.
Joost Hoedemaeckers