Umberto D. (1952)

Regie: Vittorio de Sica | 88 minuten | drama | Acteurs: Carlo Battisti, Maria-Pia Casilio, Lina Gennari, Ileana Simova, Elena Rea, Memmo Carotenuto

Vittorio de Sica is een maatschappelijk geëngageerde filmmaker. Zoveel werd onomstotelijk duidelijk met zijn bekendste en meest gelauwerde werk, het neo-realistische ‘Ladri di biciclette’, wat het lot van een gezin aan de onderkant van de samenleving belicht, en waarin de vader in dit gezin voor moreel onmogelijke, en hartverscheurende keuzes komt te staan wanneer zijn fiets, waar hij bij zijn werk van afhankelijk is, wordt gestolen. De Sica bekritiseert doorgaans het sociale beleid van de regering en de behandeling van bepaalde bevolkingsgroepen in de samenleving en in ‘Umberto D.’ richt hij zich specifiek op de zorg voor gepensioneerden. Het is een onderwerp dat gezien de vergrijzing nog steeds actueel is, of zelfs steeds actueler wordt. Tenminste, als het inderdaad zo is of blijft, dat de voorzieningen voor deze bevolkingsgroep te wensen over laten. Dit was zeer zeker het geval in Italië toen De Sica ‘Umberto D.’, maakte, wat verklaart waarom de film hier enkele jaren niet vertoond mocht worden.

‘Umberto D.,’ schildert namelijk een weinig rooskleurig beeld van de Italiaanse samenleving en hoe deze met zijn ouderen omgaat. En, hoe retorisch de film ook is, en hoe welbekend de structuur overkomt, ‘Umberto D.’ weet geleidelijk aan toch een eigen indruk achter te laten en oprechte sympathie op te wekken voor het titelpersonage, niet in de laatste plaats omdat hij symbool staat voor het lot van al zijn leeftijdgenoten. De gelijkenissen met ‘Ladri di biciclette’ zijn, afgezien van de thematiek, niet te missen. Ook hier verzamelt een mondige groep gedupeerden zich in het begin van de film op een plein. In ‘Ladri’ was het om te “bedelen” voor een baan, en in ‘Umberto D.’ is het om te protesteren tegen het lage pensioen dat ouderen in Italië genieten. De meute loopt met borden en spandoeken in de rondte en scandeert leuzen als “Wij moeten eten” of “We hebben dertig jaar hard gewerkt”. De ambtenaren gaan er niet op in, en de politie wordt zelfs ingezet om de gepensioneerden uit een te drijven. De boodschap is duidelijk: deze mensen komen er bekaaid vanaf en worden respectloos behandeld.

Prima, dan is het tijd om het personage te ontwikkelen en erachter te komen waar het verhaal vervolgens naartoe gaat. Vanaf dit punt duurt het even voordat de film zijn ritme en zin weet te vinden, of in ieder geval voordat hij deze naar de kijker weet te communiceren. De volgende scènes bestaan namelijk veelal uit confrontaties, vaak via het dienstmeisje, tussen Umberto en de huisbazin bij wie hij een huurachterstand heeft, en die dreigt hem eruit te gooien. Het komt steeds op hetzelfde neer: Umberto (Carlo Battisti) heeft geen geld en de vrouw is onvermurwbaar. Ze verhuurt zijn kamer zelfs soms per uur aan liefdespaartjes, om toch maar inkomsten te genereren. Niet eens zo heel onbegrijpelijk. Om niet uit zijn kamer gezet te worden, besluit Umberto een verkoudheidje tot iets groots op te blazen, zodat hij in het ziekenhuis opgenomen “moet” worden. Aldaar komt hij naast iemand te liggen die, net als hij, niets mankeert maar gewoon een betaalbare slaapplek moet zien te vinden, en aan de andere kant, een oude man die net is overleden en die door de zich bij het bed bevindende familie met weinig respect wordt besproken. Het lijkt of er, enigszins drammerig, steeds dezelfde boodschap wordt verkondigd. Bovendien lijkt de huisbazin (Lina Gennari) niet een terechte “vijand” te zijn, omdat voornamelijk de regering de boosdoener is. En het verhaallijntje over het kamermeisje (Maria-Pia Casilio) dat niet weet van wie ze zwanger is, lijkt ook weinig ter zake te doen.

Geleidelijk aan, echter, worden er diepere lagen zichtbaar of betekenissen zichtbaar en strekt de reikwijdte van het verhaal zich wat uit. Personages en thema’s gaan elkaar versterken en karaktereigenschappen worden spannender. Het belangrijkste besef is dat het hier echt niet louter om de regering gaat, maar dat de hele samenleving in het beklaagdenbankje zit en gaat het niet eens puur om het zorgen voor ouderen maar om mededogen voor ieder medemens. Natuurlijk is het een schande dat een regering te weinig voor zijn ouderen doet, maar als de rest van de bevolking niet protesteert en hiernaast duidelijk blijk geeft van weinig respect voor ouderen, gaat niemand vrijuit. En hoewel de huisbazin in principe niets te verwijten valt – zij kan immers ook haar huurders niet de hand boven het hoofd blijven houden – wordt het wel enigszins cru wanneer blijkt dat ze de kamer van Umberto alleen maar wil gebruiken om haar eigen huiskamer uit te breiden zodat ze haar vrienden van stand beter kan ontvangen. Zelfverrijking en status gaan dus boven compassie en begrip. Begrip voor de medemens die zijn leven lang hard gewerkt heeft en nu met de nek wordt aangekeken. Op schrijnende wijze komt er een parallel met zijn hond in beeld, wanneer deze door de huisbazin bij een asiel terechtkomt. Of liever gezegd: opruimingsdienst. Als de honden namelijk binnen enkele dagen niet worden opgehaald, worden ze systematisch en zonder blikken of blozen afgemaakt. Umberto vaart niet veel beter, dus de stelling dat hij een hondenleven heeft, kan hier vrij letterlijk genomen worden.

Net als de hoofdpersoon in ‘Ladri di biciclette’ komt Umberto voor een moeilijke keuze te staan, wat hier echter meer een kwestie van waardigheid dan moraal is. De oude man staat namelijk op het punt om te gaan bedelen. Hij oefent zelfs op straat met het ophouden van zijn hand, maar wanneer een voorbijganger er toevallig wat in wil stoppen, draait Umberto zijn hand om en doet net of hij hem een beetje aan het bekijken was. Vervolgens laat hij zijn hondje Flike op zijn achterpootjes zitten terwijl hij Umberto’s hoed in zijn bek heeft, om zo het beestje voor hem te laten bedelen, terwijl hij zichzelf achter een pilaar verstopt. Maar ook dit kan hij vanwege schaamtegevoel niet doorzetten wanneer een bekende toevallig het hondje herkent. Zelfs het verhaal van het kamermeisje krijgt een interessante lading, wanneer Umberto een vaderfiguur wordt voor het naïeve kind. Hoewel hij weg moet uit zijn kamer, merkt Umberto dat zijn leven en ervaring nog best waarde heeft door zijn relatie tot dit jonge meisje. Zo geeft hij haar vaderlijk advies over haar vriendjes en wat te doen met de baby, en merkt hij dat zij hier ook door beïnvloed raakt. Wanneer het meisje met droevige ogen Umberto ziet vertrekken beseft ze hoe belangrijk deze oude man toch is in haar leven en hoezeer ze om hem is gaan geven. Het is alsof zij model staat voor de gehele jonge(re) generatie die ineens inziet (of moet zien) hoe treurig en schrijnend het is om de ouderen aan hun lot over te moeten laten. ‘Umberto D.’ weet zo veel van het verloren terrein geleidelijk aan weer terug te winnen.

De structuur is bekend en het blijft een melodrama dat duidelijk snaren probeert te raken bij de kijker, maar, hoewel sommige scènes dichtbij komen, wordt het nooit ondraaglijk en blijven de non-acteurs – geen van hen had ervaring, zoals gebruikelijk in een neorealistische film – binnen een realistisch kader acteren. In de laatste scènes van de film zal het lastig zijn om het droog te houden, maar wat toch weer de boventoon blijft voeren is de betekenis van de gedragingen in plaats van de opgewekte emoties. Zo blijft ondanks de grimmige kijk op de samenleving en de deprimerende toon van de film de veerkracht van de mens overeind. En de hoop en verwachting op een betere toekomst.

Bart Rietvink