Angola – Histórias de Musica Popular (2005)

Regie: Jorge António | 52 minuten | muziek, documentaire

Muziek is universeel. Voor vele volkeren is het een prachtig middel om hun woelige geschiedenis vol geweld en onrust achter zich te laten of om hun stem te laten horen. Politiek is vaak een onuitputtelijke bron van inspiratie. Ook in Angola maakt muziek een belangrijk onderdeel uit van de samenleving. De documentaire ‘Angola – Histórias de Musica Popular’ (2005) van de Portugese regisseur Jorge António neemt de kijker mee op een muzikale reis door de geschiedenis van het Afrikaanse land. De Angolese muziek werd gevormd door zowel algemene muzikale trends als de geschiedenis van het land. In de twintigste eeuw werd Angola verscheurd door oorlogen, geweld en politieke instabiliteit. De plaatselijke muzikanten werden onderdrukt door de overheid, niet alleen tijdens de Portugese overheersing, maar ook nadat het land in 1975 onafhankelijk werd. De Angolese muziek heeft bovendien stromingen in die andere grote Portugese kolonie, Brazilië, en Cuba beïnvloed. Al die aspecten komen in chronologische volgorde aan bod in António’s swingende documentaire.

De hoofdstad van Angola is Luanda, de thuishaven van een aantal zeer uiteenlopende muziekstijlen, waaronder de Angolese merengue (gebaseerd op de Dominicaanse merengue), de kilapanda en de semba. Vooral de laatste, een genre dat zijn oorsprong deelt met de Braziliaanse sambamuziek, komt uitgebreid aan bod. António interviewt (oud-) muzikanten en historici die aan de hand van de geschiedenis de kijker laten meeproeven van de veelkleurige Angolese muziek. Beginnende in de jaren veertig en vijftig met onder meer Ngola Ritmos, de band rond de befaamde akoestische gitarist Carlos Vieira Dias, toen muziek een manier was om de Angolese identiteit te profileren. In de jaren zestig zagen ook de Portugezen in dat de muzikanten maar beter gestimuleerd konden worden en werden er songfestivals georganiseerd. De protestzangers, die een onafhankelijk Angola predikten, werden echter niet toegelaten en zoveel mogelijk tegengewerkt. Sommige van hen, onder wie Dias, belandden zelfs in de gevangenis. Als gevolg daarvan zijn de liedjes uit die tijd erg braaf en doen ze ook behoorlijk Europees aan. Ook aan het begin van de jaren zeventig zette deze trend zich door.

In de jaren zeventig waren er steeds meer artiesten die de sociale ongelijkheid aankaartten in hun muziek. Een van hen verwoordt treffend in de documentaire, dat protestzangers na de onafhankelijkheid in 1975 niet bang hoefden te zijn dat er niemand meer was om hun onvrede over te spuien, aangezien er dat jaar een burgeroorlog begon die tot 2002 duurde. Het was één van de bloederigste oorlogen tegen de achtergrond van de Koude Oorlog, die de economie onderuit haalde en de sociale stabiliteit ten gronde bracht. Genoeg materiaal dus voor de protestzangers, die in de jaren tachtig wederom een hoogtepunt beleefden. Tegen de achtergrond van de conflicten, die Cubaanse militaristen naar Angola brachten om de marxistische MLPA-beweging te steunen, mengde de plaatselijke muziek zich met Cubaanse ritmes. Tijdens de jaren die volgden kwam Angola steeds meer onder invloed van westerse muziek. Vooral na het einde van de burgeroorlog, in 2002, raakte die trend in een stroomversnelling. De populairste Angolese muziek van dit moment is kuduro, een kruising tussen hiphop, rap, dancehall en electronische beats.

Jorge António woonde verschillende jaren in Luanda, waar hij in en om Angola meer dan vijftig films produceerde. ‘O Funeral’ (1992) werd onderscheiden als Best 1st Film op het Algarve Filmfestival en António werd verkozen tot beste regisseur voor ‘O Miradouro da Lua’ (1993) op het Gramado Filmfestival in Brazilië. Voor ‘Angola – Histórias de Musica Popular’ gaat de filmmaker ervan uit dat je als kijker enigszins op de hoogte bent van de woelige geschiedenis van het Afrikaanse land waar hij zijn hart aan heeft verpand. Op wat flarden van historische beelden na – geconcentreerd op de onafhankelijkheid in 1975 – beperkt hij zich tot de muzikanten. Interviews worden vakkundig verweven met historische muziekfragmenten, de moderne muziek wordt vertoond via videoclips. Hoewel er duidelijk een chronologische volgorde wordt aangehouden is de documentaire soms lastig te volgen. Dit heeft te maken met het feit dat er zoveel namen van artiesten en bands de revue passeren dat je hoofd er op een zeker moment van begint te tollen. António had er beter aan gedaan zich te beperken tot een selecte groep invloedrijke artiesten per stroming en/of tijdperk. Nu mag iedereen één zinnetje zeggen of wordt er van elke artiest één fragment vertoond, waardoor het moeilijk bijhouden is wie wat heeft betekend voor de Angolese muziek.

De overdaad van informatie die je over je heen krijgt is desondanks goed te verteren. Dat heeft vooral te maken met de – over het algemeen – geweldige muziek die de revue passeert. Het swingt, het is authentiek en kleurrijk. En daar draait het uiteindelijk allemaal om, dat mag duidelijk zijn. Was de film wat meer in balans geweest, dan was ‘Angola – Histórias de Musica Popular’ iets effectiever geweest. Nu is deze documentaire vooral een lust voor het oor. Geniet van het veelkleurige palet dat de Angolese muziek te bieden heeft!

Patricia Smagge