Better Man (2024)

Recensie Better Man CinemagazineRegie: Michael Gracey | 136 minuten | biografie, fantasie | Acteurs: Robbie Williams, Jonno Davies, Steve Pemberton, Alison Steadman, Kate Mulvany, Frazer Hadfield, Damon Herriman, Raechelle Banno, Tom Budge, Jake Simmance, Liam Head, Chase Vollenweider, Jesse Hyde, Anthony Hayes, John Waters, Leo Harvey-Elledge, Chris Gun, Carter J. Murphy, Asmara Feik, Rafferty Gleeson, Leatham Blisand, Jasper Hall, Molly Gleeson, Romley Gurr, John Lloyd Fillingham, Rose Flanagan, Jessica Lu, Patrick Harvey, Dailin Gabrielle, Dalip Sondhi, Brigid Zengeni, Milijana Cancar, Karina Banno, Sandra Githinji, Elyssia Koulouris, David Woods

Een beetje artiest heeft tegenwoordig zijn eigen biopic, een biografische film over diens opkomst, (bijna) ondergang en wederopstanding. Veel van dit soort films doen formule- en routinematig aan. Ze volgen een vast patroon en tonen de gebeurtenissen in het leven en de carrière van de artiest in een weinig spannende, chronologische volgorde. Omdat de muziek zijn eeuwigheidswaarde in de loop der jaren wel bewezen heeft, blijft zo’n film dan toch overeind, maar verrassen doen de meeste biopics niet. Maar er zijn uitzonderingen. ‘Rocketman’ (2019), Dexter Fletchers flamboyante musical over het leven van Sir Elton John, wist bijvoorbeeld wél de juiste snaar te raken – daar stak het conventionele ‘Bohemian Rhapsody’ (2018), over het leven van Freddie Mercury, schril bij af. De kunst is om een biopic te maken die aansluit bij de artiest die erin centraal staat. Dus als een ongeleid projectiel als Robbie Williams een film over zijn leven maakt, getiteld ‘Better Man’ (2024), dan is het ineens heel logisch dat hij een met behulp van CGI gecreëerde aap (!) in de hoofdrol laat schitteren. Is het omdat Williams zichzelf altijd heeft gezien als een aap die een kunstje uitvoert om het publiek te vermaken? Of vond hij geen enkele acteur goed genoeg om in zijn huid te kruipen en zag hij het niet zitten om zichzelf in de verschillende fases van zijn leven te portretteren? Hoe raar het er ook staat op papier, het blijkt een geniale zet te zijn en maakt de getroebleerde Williams merkwaardig genoeg in veel opzichten juist menselijker dan een echte acteur ooit had gekund.

Want zie maar eens niet mee te leven met dat kleine aap-jongetje met de hangende schoudertjes die direct in de eerste minuten in de steek gelaten wordt door zijn vader Peter (Steve Pemberton), die zijn gezin en het arbeidersstadje Stoke-on-Trent achterlaat om beroemd te worden. De teksten van Williams’ megahit ‘Feel’, het lied dat hij dan zingt – ‘I just wanna feel real love, feel the home that I live in’ – krijgen ineens een heel andere betekenis en het is hier dat we al vergeten zijn dat we naar een aap in mensenkleren aan het kijken zijn. Het is diezelfde vader die de kleine Robert (de zang- en vertelstem is van Williams zelf, de fysiek en het additionele stemwerk werd gedaan door Jonno Davies en de rest is dus CGI) laat kennismaken met de wereld van entertainment en hem wijsmaakt dat hij geen ‘nobody’ mag worden, maar die zelf nooit verder zou komen dan optredens in achterafzaaltjes voor een kleine honderd man. Het vertrek van zijn vader tekent de kleine Robert voor zijn leven, want een gevolg ervan is dat hij altijd op zoek zal zijn naar de bevestiging en erkenning van zijn pa. Gelukkig heeft hij desondanks een stabiele basis dankzij zijn liefhebbende moeder (Kate Mulvany) en oma (Alison Steadman), die hem door dik en dun steunen, ook als hij op 15-jarige leeftijd besluit auditie te gaan doen voor een nieuw te vormen boyband. Hij ziet het als dé kans om beroemd te worden (en dus zijn vader te pleasen) en aangezien hij ongeschikt lijkt voor enige academische carrière, is dit zijn kans. Hoewel niet de beste zanger en zeker niet de beste danser, bluft hij zich door de audities heen. Ineens maakt Robert – die nu omgedoopt wordt tot Robbie – deel uit van Take That en hangt zijn afbeelding in menig meisjeskamer in de UK en daarbuiten. Maar Williams ambities rijken verder, hij wil liedjes schrijven en solo’s zingen – niet tweede viool spelen naast zijn tegenpool Gary Barlow (Jake Simmance) – maar manager Nigel Martin-Smith (Damon Herriman) laat geen mogelijkheid onbenut om het zelfvertrouwen van de tiener onderuit te halen.

Williams verzorgt zelf de voice-over en neemt daarin geen blad voor de mond. Brutaal, grofgebekt, ongenuanceerd en bij vlagen ronduit arrogant schijnt hij zijn licht op de gebeurtenissen en deelt hij zijn ongefilterde mening over de mensen die hij onderweg tegenkomt, maar altijd met humor. Deze mate van openhartigheid zagen we niet eerder in een biopic. De voice-overs zijn veelal afkomstig uit gesprekken die Williams gedurende anderhalf jaar had met zijn goede vriend Michael Gracey, die eerder met ‘The Greatest Showman’ (2017) al een onconventionele musical maakte en nu dus zijn geheel eigen draai geeft aan het genre van de biografische film. Uit het commentaar dat Williams geeft, blijkt overigens ook heel duidelijk hoe hij over zichzelf denkt, wat eveneens heel verfrissend is omdat hij keihard voor zichzelf is. Doordat hij al op zo’n jonge leeftijd volop in de belangstelling stond, is hij eigenlijk altijd blijven steken in zijn jeugd. Hij is nooit volwassen geworden en voelt zich nog steeds dat aapje dat door Martin-Smith het podium op werd gesleurd om zijn kunstje te doen.

Dat Williams te maken krijgt met diverse demonen, zoals zelfhaat en verslaving, weet Gracey ook op zeer effectieve wijze neer te zetten. Telkens als hij op het podium staat, duiken er versies van hemzelf op in het publiek, die het vertellen dat hij geen knip voor de neus waard is, dat hij een aansteller is, een oplichter; een nobody dus, precies zoals zijn vader hem jaren geleden wijsmaakte. De eerste keer dat die demonen opduiken, is in zijn tijd bij Take That. Hij raakt er zo door van slag dat hij de danspasjes vergeet en niet veel later zoekt hij zijn toevlucht in drank en drugs. Het kost hem zijn plek in de band en in de adembenemende scène die op dat ontslag volgt voelen we hoe zijn demonen hem opjagen waardoor hij zichzelf letterlijk bijna doodrijdt. Het is in dit soort heftige scènes waarin ‘Better Man’ op zijn sterkst is. De larger than life-scènes, de snelle montages die je als kijker het gevoel geven dat je zelf stijf staat van de coke, net als Robbie. We weten natuurlijk dat hij na zijn periode bij Take That alleen maar sterker terugkomt. De successen die hij viert als soloartiest zijn groter, maar de problemen verergeren daardoor ook. Gracey werkt toe naar een climax, als Robbie in 2003 in Knebworth voor 375.000 mensen (verspreid over drie dagen) optreedt; een van de grootste concerten allertijden in de UK. Daar besluit hij de confrontaties met zijn demonen op een vrij drastische en surrealistische wijze aan te pakken. De agressie die daarbij komt kijken is ook weer zeer origineel en onconventioneel in dit genre.

Dat je al die tijd naar een aap zit te kijken, ben je allang vergeten. De CGI-techniek is dezelfde als die in de filmreeks van ‘Planet of the Apes’, waarbij de mimiek en de ogen krachtig overkomen. Je voelt mee met deze aap; je wil hem beschermen tegen die nare manager, tegen de verdovende middelen en tegen zijn eigen ego. Wanneer Robbie als lid van Take That in de studio ‘Relight My Fire’ inzingt en Martin-Smith en Gary Barlow achter het glas hoofdschuddend zijn prestaties beoordelen, voel je zijn hart breken. Door hem als dier te portretteren, is het ook geloofwaardig dat hij instinctief en dierlijk reageert op bepaalde gebeurtenissen. Maar tegelijkertijd is hij juist heel menselijk en kwetsbaar. Wie had gedacht dat zo’n gewaagde keuze zo effectief zou uitpakken! Waar de arrogantie en de grote bek van Williams (de man) wellicht niet iedereen kan bekoren, weet Williams in aapvorm zijn publiek vrijwel direct voor zich te winnen.

‘Better Man’ is niet alleen een showcase voor de rasartiest Robbie Williams, maar ook voor zijn imposante muzikale catalogus. Net als in zijn vorige film laat Gracey de muzikale intermezzo’s op grootse wijze van het scherm af spatten. Spectaculair is bijvoorbeeld de uitbundige en bijzonder aanstekelijke vertolking van ‘Rock DJ’, met honderden dansers op de Londense Regent Street waarmee het megasucces van Take That wordt gesymboliseerd. Maar ook in minder uitzinnige scènes wordt de muziek op effectieve wijze ingezet, zoals bij de lieflijke ontmoeting tijdens een gemaskerd bal op een boot tussen Robbie en All Saints-zangeres Nicole Appleton (Raechelle Banno), met wie hij enige tijd een relatie had. Op de klanken van ‘She’s the One’ zien we de vonken overvliegen. En het opzwepende ‘Let Me Entertain You’ is de soundtrack voor de bizarre Knebworth-scène waarin Robbie korte metten maakt met zijn demonen. Heerlijk! Jammer alleen dat ervoor gekozen is om de louterende climax – waarin hij de ‘better man’ uit de titel wordt – te voorzien van een lied van een ander (Sinatra’s ‘My Way’). Wellicht is dat de reden dat het slot wat tegenvalt en niet de klapper is waar je op hoopt en die past bij de rasentertainer die Williams is.

‘Better Man’ is net als Williams zelf een combinatie van tomeloze ambitie en bewijsdrang, ongecontroleerde brutaliteit en onstuitbare energie, afgetopt met een fijne hoeveelheid zelfspot. Ja, Williams heeft een groot ego, maar hoe verfrissend is hij zichzelf in deze film niet zo serieus neemt en het aandurft buiten flink buiten de lijntjes te kleuren. Waar op papier de gewaagde keuze voor een CGI-aap als hoofdpersoon klinkt als een absurdistische gimmick, blijkt deze onconventionele aanpak juist een schot in de roos. Natuurlijk valt er heus wat aan te merken op deze dynamische biopic, maar dankzij de duizelende dosis energie en het torenhoge amusementsgehalte kijken we daar met veel plezier dwars doorheen!

Patricia Smagge

Waardering: 4

Bioscooprelease: 2 januari 2025