Creature with the Atom Brain (1955)
Regie: Edward L. Cahn | 69 minuten | horror, thriller, misdaad, science fiction | Acteurs: Richard Denning, Angela Stevens, S. John Launer, Michael Granger, Gregory Gaye, Linda Bennett, Tristram Coffin, Harry Lauter, Larry J. Blake, Charles Evans, Pierre Watkin
In de jaren vijftig, waaruit ‘Creature with the Atom Brain’ dateert, kwam in scifi/horrorfilms onder andere de angst voor het atomaire tijdperk in films tot uitdrukking. In deze film gebeurt dat door middel van het gebruiken van radioactiviteit. Gangster Frank Buchanan wil wraak nemen op zijn vijanden. Echter niet op een voor de hand liggende manier door zijn vijanden ten onder te laten gaan in een kogelregen of iets dergelijks. Buchanan heeft de experimenten van de geleerde Steigg gefinancierd om doden tot leven te roepen en die zijn vijanden af te laten maken, waarbij hij op een groot scherm kan bekijken wat zijn zombies onderwijl zien. Een nogal omslachtige en kostbare manier en de eerste gedachte is wellicht dat er voor een gangster toch wel wat makkelijker manieren voor de hand liggen. Maar goed, met Buchanans boze plannen en de op pad gaande zombies kunnen zich de nodige gangster- en horrorgeoriënteerde taferelen gaan afspelen.
De door Buchanan tot leven gewekte doden zijn geen zombies in de zin van eeuwig hongerige en verscheurende zombies die met allerlei bloederige praktijken hun slachtoffers afmaken. Ze zijn van afstand bestuurbaar, stralen radioactiviteit uit, zijn bovenmenselijk sterk en bijna onkwetsbaar. Uitermate geschikt dus voor Buchanan om ze voortvarend in te zetten voor de uitvoering van zijn boze plannen en voor diverse afrekeningen met diens vijanden te zorgen. Maar niet op een manier die al teveel tot de verbeelding spreekt. De camera zwenkt af of het een en ander wordt geheel aan de verbeelding overgelaten. Weinig expliciet in beeld komende optredens van de zombies dus, wellicht ook niet zo bijster vreemd voor een film uit deze pre-George Romero jaren. Maar een iets explicietere aanpak, zowel met het optreden als het uiterlijk van de zombies en de niet al te veel uit de verf komende gangsteraard van Buchanan, ook in vergelijking met andere gangster- en/of horrorfilms uit de jaren vijftig, had toch wel gemogen om een en ander een wat gedenkwaardiger indruk te laten maken.
Dit komt ook door de minpunten die op andere fronten zijn te onderkennen. Er vindt tussen de door de zombies gepleegde moorden veel gepraat plaats. Gepraat over Steiggs experimenten, gepraat tussen Buchanan en Steigg over Buchanans wraakplannen, gepraat tussen de overheidsfunctionarissen die Buchanan langzaam op het spoor komen, de gebruikelijke wetenschappelijke uitleg bij het een en ander… dusdanig veel en langdurig gepraat tot het punt dat de in beeld komende zombies en de door hun gepleegde wandaden enkel her en der als afwisseling tussendoor lijken ingelast. Pas in een laat stadium komt een en ander wat explicieter uit de verf met de nodige actie, autoachtervolgingen, wat schietwerk, een paar ontploffingen en gevechten met Buchanans zombies. Die weliswaar bovenmenselijk sterk zijn, maar hun kracht in de massaal losbrekende gevechten opvallend weinig in hun voordeel weten te benutten. En waar nog wel wat andere punten aan opvallen. Ze bewegen zich houterig voort, kunnen – als ze dat doen is het vooral de emotieloosheid die erin doorklinkt – praten en hebben als bevroren gezichtsuitdrukkingen. Ze komen niet zozeer als zombies maar vooral als emotieloze robots over van wie geen mededogen te verwachten is. Ze hebben daarmee vooral als doel de angst voor communisme, die ook in veel andere jaren vijftig scifi/horrorfilms naar voren komt, tot uitdrukking te brengen.
Niet dat de zombies hier naar hedendaagse maatstaven zelf ook bijster angstaanjagend overkomen. Allereerst komt dit door de gedateerdheid van deze productie en ook doordat de gemiddelde zombieliefhebber inmiddels wel wat gewend is door de meer expliciete beelden van de zich aan bloederige praktijken overgevende en hongerige zombies in zombiefilms van latere jaren. Toch zijn er in de verschijningen en het optreden van de zombies wel verdienstelijkheden te onderkennen, want een zekere mate van dreiging stralen ze wel degelijk uit. Emotieloze gezichtsuitdrukkingen, de indruk wekkend van instinctief – al krijgen ze dan wel hun commando’s op afstand toegezonden – te werk te gaan, zeker in het latere deel door hun grote aantal ‘threat by numbers’ gevaar uitstralend, en een op gezette momenten herhaaldelijk niet alleen houterig, maar ook ietwat traag en strompelend voortbewegend gedrag maken dat vanuit zombiehistorisch oogpunt het een en ander herhaaldelijk interessant is uitgewerkt. Vanuit dat oogpunt levert het enkele scènes op die, ook omdat er daarin het een ander qua actie zich afspeelt, de moeite van het bekijken wel waard zijn.
Niet al te bijster overtuigend of indringend acteerwerk van de verschillende betrokkenen. Ook omdat door het herhaaldelijk langdradige en af en toe verveling oproepende gepraat de mogelijkheden om te schitteren niet zo groot zijn. Niettemin aardig werk van Richard Denning als de held van het verhaal Dr. Chet Walker die samen met politiekapitein Dave Harris, eveneens adequaat genoeg vormgegeven door S. John Launer, Buchanan op het spoor komt. Buchanan wordt met de nodige dreigende gangsterpraat aardig vormgegeven door Michael Granger, hoewel ook zijn mogelijkheden aangaande het tot uitdrukking brengen van de gangsteraard van Buchanan door de ontwikkelingen worden beperkt. Op eenzelfde manier waarop dat voor Angela Stevens als Walkers vrouw Joyce het geval is, mede door de ondergeschikte maatschappelijke positie van haar personage ten opzichte van de heren in het verhaal.
Het bovenstaande resulteert in een film, een overduidelijke B-film ook, die qua vormgeving of boodschap onmiskenbaar in het rijtje anti-atomaire en anticommunistisch gekleurde films van de jaren vijftig thuishoort. Qua vormgeving door zombies erin te laten voorkomen wel enigszins afwijkend van andere films in dit genre, ook door wat gangsterperikelen erin te betrekken, maar die verder op de diverse onderdelen niet genoeg uit de verf komt om een al te noemenswaardige indruk te maken. Wel een stel aardige, interessante en vermakelijke scènes, dat wel, maar al met al niet van een al te gedenkwaardig kaliber.
Frans Buitendijk