L’âge d’or (1930)
Regie: Luis Buñuel | 60 minuten | drama, komedie, romantiek, fantasie | Acteurs: Gaston Modot, Lya Lys, Caridad de Laberdesque, Max Ernst, Josep Llorens Artigas, Lionel Salem, Germaine Noizet, Duchange, Bonaventura Ibáñez
Luis Buñuel is voor veel filmcritici één van de grote regisseurs uit de filmgeschiedenis. Alfred Hitchcock noemde hem zelfs de allergrootste. Op 29-jarige leeftijd maakte Buñuel, samen met de toentertijd 25-jarige Salvador Dali, de film ‘Un chien andalou,’ nog steeds een van de meest shockerende films aller tijden. Tijdens het schrijven van hun tweede film, ‘L’Âge d’or’, kregen de twee echter ruzie en Buñuel maakte de film verder zelf af. De release van de film was een drama. Een Franse fascistische groepering bezocht de film en gooide inkt op het scherm, waarna ze enkele schilderijen van Dali, Miró en Man Ray vernielden in de hal van de bioscoop. De producenten van de film trokken de film terug uit de roulatie, waarna de film vele tientallen jaren niet te zien was. En eerlijk is eerlijk, vanuit een fascistisch oogpunt is de reactie wel enigszins te begrijpen. ‘L’âge d’or’ is een vernietigende kritiek op religie, de bourgeoisie en de moderne samenleving. Voorafgaand aan de film werd een manifest uitgebracht. Hierin leren we onder andere dat de film gemaakt is om onderdrukten te overtuigen hun vernietigingsdriften te botvieren. En in de film zien we precies dat gebeuren. Als een voorvader van Tyler ‘Fight Club’ Durden trapt de naamloze hoofdpersoon, fantastisch gespeeld door Gaston Modot, alle heilige huisjes omver: hij schopt een blinde man tegen de grond, slaat een oud vrouwtje, gooit een bisschop uit het raam en trapt een klein hondje de lucht in. En dat allemaal omdat hij gefrustreerd is omdat hij gehinderd wordt in zijn liefde voor de dochter van de markies.
De film is echt niet zo zwart-wit als het manifest doet vermoeden. Als de twee geliefden elkaar uiteindelijk vinden en alle obstakels zijn overwonnen, kan de man er niet meer van genieten. Hij is al een slachtoffer van de samenleving geworden. Al zijn agressie heeft nergens toe geleid. Waar hij in het begin van de film nog lekker door de modder aan het rollebollen was met zijn geliefde, is zijn hele identiteit nu gevormd naar het verbod, naar het constant verlangen maar nooit bereiken van zijn doel. Als even later een andere man met zijn geliefde zoent, komt zijn agressie meteen weer terug. Duidelijk geënt op de ideeën van Sigmund Freud, valt Buñuel hier de hele samenleving van onderdrukking aan. In een zijverhaal zien we een man uit frustratie zijn zoon doodschieten, omdat het kind zijn sigaret uit zijn handen sloeg. De eindscène leidt tevens naar een zeer verontrustende climax, waarbij veel Christelijken de neiging zullen krijgen naar hun inktpotjes te grijpen. En zo lijkt de film ook bedoeld: om ook bij de Christelijken, die soberheid en onderdanigheid prediken, flink wat agressie op te wekken, zodat zij zelf geconfronteerd worden met de ambivalentie in hun eigen geloof.
Het knappe van Buñuel in ‘L’âge d’or’ is dat hij zijn directe aanval niet alleen op grove toon weet over te brengen. Er valt ook veel te lachen in de film. Zo zien we dat de dochter van de markies een koe als huisdier heeft, die het liefst op haar bed ligt. Ook is het leuk om te zien hoe, precies volgens de freudiaanse theorie, de lust die de twee hoofdpersonen voor elkaar voelen, op andere objecten wordt geprojecteerd. De man raakt opgewonden door alle reclames die hij in de moderne stad ziet, en als de wellustige vrouw haar zinnen gezet heeft op de grote teen van een standbeeld is het duidelijk: Buñuels combinatie van originaliteit, intelligentie en sociaal protest maken hem één van de grote regisseurs uit de filmgeschiedenis.
Jelmer van der Lucht