Lucy (2014)

Regie: Luc Besson | 89 minuten | actie, science fiction | Acteurs: Scarlett Johansson, Morgan Freeman, Min-sik Choi, Amr Waked, Julian Rhind-Tutt, Pilou Asbæk, Analeigh Tipton, Nicolas Phongpheth, Jan Oliver Schroeder, Luca Angeletti, Loïc Brabant, Pierre Grammont, Pierre Poirot, Bertrand Quoniam, Pascal Loison, Pierre Gérard, Isabelle Cagnat

Spider-Man kan spinnendraden schieten nadat hij in aanraking komt met een vreemde substantie en Captain America is supersterk nadat hij in een geheim serum krijgt ingespoten. Aan dit rijtje ‘superhelden door substantie’ kan Lucy worden toegevoegd. Zij is door een nieuwe drug namelijk in staat om – anders dan andere mensen – meer dan tien procent van haar brein te gebruiken.

Er is alleen één probleem: dit is volledige nonsens. De mens gebruikt niet slechts tien procent van zijn hersenen.

Dit wetenschappelijke fabeltje zou je door de vingers kunnen zien als supermens Lucy ook een superheldenfilm was geweest, maar dat is het niet. In tegendeel, ‘Lucy’ neemt zichzelf erg serieus en de hele film is erop gericht om de gevolgen van het fabeltje te tonen. We zien hoorcolleges waarin de ‘wetenschappelijke’ achtergrond wordt toegelicht (door de altijd innemende Morgen Freeman) en iedere tien procent extra hersencapaciteit wordt groot in beeld getoond.

Tot overmaat van ramp wordt alles in een evolutionair kader geplaatst. Om aan te tonen hoe snel haar reflexen zijn, hoe goed haar instinct is en hoezeer ze verbonden is met alles dat leeft, is de film doorsneden met beelden uit dierenwereld. Al in de openingsscène zien we een voorloper van de mens water drinken en vertelt een donkere stem: ‘Leven is miljoenen jaren geleden aan ons gegeven en dit is wat we ermee hebben gedaan.’ Films die bij de start van evolutie beginnen, zijn vaak in twee groepen te verdelen: ze zijn van het meesterlijke niveau van ‘2001: A Space Odyssey’ of ze vervallen in spirituele dikdoenerij. ‘Lucy’ behoort niet tot die eerste groep.

Toch heeft Luc Besson – om al die onzin heen –  best een aardig verhaaltje getimmerd. Lucy (Scarlett Johansson) raakt toevallig betrokken bij een groot drugssmokkelproject. Ze stoppen een nieuw soort drugs in haar buik, maar de zak drugs begint te lekken als zij in haar buik wordt geschopt door een bewaker.

Het gevolg mag duidelijk zijn: haar bruikbare hersencapaciteit groeit en daardoor heeft ze ineens allerlei bijzondere krachten. Ze bevrijdt zichzelf gemakkelijk uit haar benarde situatie, kan supersnel een kanker analyseren en laat zich opereren zonder verdoving terwijl ze met haar moeder belt. Ze kan ook ineens Chinees schrijven, haar haarkleur veranderen en een hele trukendoos aan ‘Matrix’-achtige effecten gebruiken. De drugsbazen die op haar jagen, hebben geen schijn van kans.

Uit de eerste helft van de film blijkt dat Luc Besson zijn gevoel voor humor niet heeft verloren. Het is over de top  en zit vol actie: dat kijkt lekker weg. Maar hoe meer Lucy verandert in een supermens vol kennis en kunde, hoe meer de film doodslaat. Lucy wordt een emotieloze fantast en loopt als een zombie rond. Leuk hoor, 100 procent hersencapaciteit… Waarom mag ze niet lachen, huilen of enige empathie tonen? Emoties zitten toch ook in de hersenen? Waarom wordt ze ontdaan van alle sociale gaven die de mens bezit?

Johansson zet de normale mens Lucy prima neer: naïef en bang. Maar ook zij weet zich als zombie/supermens geen raad met al die rare beperkingen. In ‘Her’ kon ze met alleen haar stem al boeien, maar als zelfs de intonatie je wordt afgenomen, rest saaiheid en verveling.

‘Lucy’ verzandt daarom in het tweede deel definitief in pseudowetenschappelijke onzin en spiritueel gewauwel.

Bart Boersma

Waardering: 2

Bioscooprelease: 31 juli 2014
VOD-release: 6 december 2014
DVD- en blu-ray-release: 6 december 2014