Nazarín (1959)

Regie: Luis Bruñuel | 94 minuten | drama | Acteurs: Francisco Rabal, Marga López, Rita Macedo, Jesús Fernández, Ignacio López Tarso, Luis Aceves Castañeda, Ofelia Guilmáin, Noé Murayama, Rosenda Monteros

Adaptatie van Benito Pérez Galdós’ gelijknamige roman uit 1895.

In tegenstelling tot wat wel eens beweerd wordt, wil Buñuel pater Nazarín (‘de Nazarener’, een verwijzing uiteraard naar de geboorteplaats van Jezus Christus) niet afschilderen als een man die fout zit door zijn compromisloze toewijding, of als kortzichtig en naïef afdoen. Buñuel bewondert zijn karakter maar stelt simpelweg dat hij de wereld koud laat. Zijn relaas is dus eerder een trieste constatering, of beter nog herinnering – want wezen zijn de parallellen met de weg van Christus overduidelijk en geloofwaardig – aan het idee dat het met de wereld slecht gesteld is. Nazarín wordt echter niet als zoon van God afgeschilderd. Het zou wel eens kunnen zijn dat Buñuel hiermee zijn overtuigd atheïstische levenshouding onderstreept maar tegelijkertijd de goedheid van een figuur als Christus. Nazarín kan bijvoorbeeld geen wonderen verrichten en als men hem hierom toch verzoekt, wijst hij zijn onbedoelde ‘volgelingen’ resoluut af. Uiteraard geschiedt het wonder alsnog en wordt de Nazarín ongewild heilig verklaard. Een gegeven dat heel erg doet denken aan de geniale Monty Python film ‘Life of Brian’ (1979).

Verder is de pater Nazarín absoluut ook een mens die twijfels kent, hoewel niet veel. Als hij een ananas krijgt van een vriendelijke vrouw, weigert hij die in eerste instantie, omdat er voor het eerst van zijn leven een vleugje twijfel in hem kruipt, zoals zijn blik overtuigend laat zien. Het is het enige moment waarin Nazarín twijfelt; de rest van de film en zijn leven doet hij wat hij vindt dat hij moet doen en accepteert hij de consequenties van zijn daden volledig, wat die ook mogen zijn, zonder enige rancune of schuldgevoel. Interessant gegeven: de ananas is een Zuid-Amerikaans symbool van rijkdom en gastvrijheid. Wijst Nazarín bijna gastvrijheid af? Is dat wat Buñuel insinueert?

Toch is Nazarín niet alleen rechtlijnig. Hij is open en eerlijk, zacht en meegaand, maar zal alleen nooit concessies doen als het gaat om liefde en mededogen. Net als Christus lijkt hij even verliefd te worden op een vrouw, maar dat is schijn. Hij houdt van haar zoals hij van iedereen houdt en waardeert haar aandacht. Zij kan echter niet voorkomen dat ze hopeloos verliefd wordt. Het is elke keer wanneer dergelijke menselijke emoties de hoek om komen kijken, dat er iets mis loopt; het leidt soms zelfs tot bloedvergieten, waarbij Buñuel in het midden laat wiens schuld dit is. Waar zowel films als boek echter heel duidelijk zijn is dat menselijke zwakte en onzekerheid en de behoefte om die te maskeren of weg te drukken, zich steevast uiten in manipulatie en machtsmisbruik. Vooral de reguliere kerken moeten het hierom ontgelden, want het zijn juist deze instanties die de Nazaríns eerlijke en rechtstreekse benadering van Christus’ levenswijze afwijzen en Nazarín laten vallen als een baksteen.

Het gekke is echter, dat Buñuel na deze film met open armen werd ontvangen in Spanje, waar hij na zijn “blasfemische” filmexperimenten uit de jaren twintig en dertig (‘Un chien andalou’ en vooral ‘L’Âge d’Or’) niet meer echt welkom was. Kennelijk zagen ze in de persoon van Nazarín genoeg waardering voor het werk van Christus om de, niet per sé uitvergrote, maar toch onmiskenbare kritiek op de kerk voor lief te nemen. Met ‘Nazarín’ levert Bruñuel een indrukwekkende vertelling vol van symboliek, die niet opvalt door prachtige shots of uitmuntend acteerwerk, hoewel dit allemaal okay is. De film maakt vooral indruk door de consequent doorgevoerde menselijkheid en het geloofwaardige beeld van een man die niets waardevol vindt dan zijn leven te wijden aan werkelijke naastenliefde en ermee geconfronteerd wordt hoe daarmee in deze wereld wordt omgegaan. In dat opzicht is dit een shockerende film, met een boodschap die we al kennen en ook uit andere verhalen en films en wellicht in ons dagelijkse leven, maar die door de vanzelfsprekendheid en soberheid van de vertelling extra hard aankomt. ‘Nazarín’ werd in 1959 genomineerd voor een Gouden Palm, maar was pas in 1968 in Nederland te zien. Kennelijk toch nog te controversieel voor ons koude kikkerlandje anno vijftiger jaren.”

Arjen Dijkstra