Playtime (1967)
Regie: Jacques Tati | 119 minuten | komedie | Acteurs: Jacques Tati, Barbara Dennek, Rita Maiden, France Rumilly, France Delahalle, Valérie Camille, Erika Dentzler, Nicole Ray
‘Playtime’ werd ten tijde van zijn uitbrengen niet helemaal op waarde geschat. Het commentaar van de film op de moderne tijd werd niet meer altijd zo interessant gevonden en de kans is ook groot dat de film – die eigenlijk geen verhaal kent en veel aan de interpretatie van de kijker zelf overlaat – niet door iedereen begrepen werd. In ieder geval werd het een commerciële flop en raakte Tati na de film zelfs de rechten op al zijn eigen films kwijt. Het maken van ‘Playtime’ was namelijk ook een zeer kostbare onderneming geweest, waarbij Tati flink over zijn initiële budget was heen gegaan. Niet zo vreemd als je bedenkt dat Tati speciaal voor de film gigantische, uitgebreide sets had gebouwd – waaronder een vliegveld, een kantoorgebouw, een restaurant, Parijse straten en een verkeersrotonde – om alle omgevingen tot in de kleinste details te kunnen controleren en vanuit elk gewenste hoek te kunnen filmen. Hij had hiermee in feite zijn eigen stad gerealiseerd, die de bijnaam “Tativille” kreeg. Ook hielp het lethargische filmtempo van Tati – hij filmde één à twee scènes per dag – niet mee om de kosten onder controle te houden. Hoewel de nasleep van ‘Playtime’ een behoorlijke tegenslag betekende voor Tati, is het gelukkig uiteindelijk – in ieder geval in filmhistorisch opzicht – goed gekomen. ‘Playtime’ is fantastisch voer voor analytici gebleken, en de film wordt algemeen beschouwd als een meesterwerk.
Gelukkig is Tati er financieel gezien ook weer bovenop gekomen. Onder meer door de steun van bewonderaar en collega Bert Haanstra, besloot hij na het economische fiasco van ‘Playtime’ toch nog een film te maken. Het resulterende ‘Trafic’ bracht gelukkig weer voldoende geld in het laatje, al werd deze film niet zo hoog gewaardeerd als ‘Playtime’, waarvan Haanstra direct al vond dat het een meesterwerk was. Hij vond alleen dat sommige stukken wat te lang duurden. Hoewel de status van de film onaantastbaar en er onder critici nauwelijks een onvertogen woord valt over ‘Playtime’, is Haanstra’s laatste opmerking voor de meeste mensen wel te begrijpen, zeker wanneer de film op video, of beter gezegd, op een klein tv-scherm wordt bekeken in plaats van op een groot scherm in de oorspronkelijke 70 mm filmprint. Onder meer het gebrek aan een verhaal, de vele variaties op hetzelfde thema, en het langdurige gebruik van een enkele locatie, kunnen een rusteloos gevoel bij de kijker veroorzaken. En enerzijds kan zeker gesteld worden dat Tati in sommige gevallen hetzelfde punt had kunnen maken met kortere scènes – een dronken man die het lijnenwerk op een marmeren pilaar aanziet voor een stadsplattegrond hoeft niet zo lang in beeld gehouden te worden; een woordeloos bezoekje aan het moderne huis van een oude vriend van Tati hoeft niet zo lang te duren om de visuele metafoor te snappen van de woning als etalage, of de grap van de buren die bij het tv-kijken elkaar lijken te bespieden – maar anderzijds is ‘Playtime’ ook gewoon een unieke film die de toeschouwer op een andere manier laat kijken dan gebruikelijk. En dat vereist enige gewenning.
Tati gebruikte bij het filmen alleen maar observerende shots op afstand, geen close-ups. Hij is vooral geïnteresseerd in het geheel, of liever, hoe het individu deel uitmaakt van dit geheel, en zijn beelden gedragen zich dikwijls als levensgrote zoekplaatjes. Humor is vaak te vinden in de manier waarop mensen zich bevinden of verplaatsen in een omgeving, hiermee contrasterend of juist perfect passend. Vaak is niet meteen duidelijk om wat voor ruimte het gaat en wordt de toeschouwer uitgenodigd om zelf aanwijzingen te zoeken om de “puzzel” op te lossen. Zoals in de openingsscène in een nog niet nader toegelicht, maar groot en klinisch gebouw waar verschillende soorten mensen rondlopen, in zowel vrijetijdskleding als uniformen. Er zit een echtpaar te wachten in iets wat een wachtkamer van een ziekenhuis zou kunnen zijn – niet onwaarschijnlijk aangezien er even later een vrouw door de open gang loopt die als een verpleegster gekleed lijkt te zijn. Maar er komt ook een agent voorbij, een schoonmaker, een stel nonnen, en nog een heel scala aan andere figuren. En de balies verderop en de omgeroepen berichten, doen juist weer sterk denken aan een vliegveld. Even later is er door de ramen een vliegtuig buiten het gebouw te zien, en wordt met letters boven de hoofdingang bevestigd dat het inderdaad om een vliegveld gaat, maar de aanvankelijke onzekerheid hierover geeft de kijker een sterke en interessante prikkel om zelf op onderzoek uit te gaan.
Dit observeren loont, want overal zijn leuke contrasten en visuele grappen en bijzonderheden te ontdekken. Vooral de zakelijke, “kille” eerste helft van de film, met episodes op het vliegveld, in een kantoorgebouw en op een huishoudbeurs, zijn erg prikkelend en houden de aandacht voortdurend vast. Er zijn verschillende memorabele scènes te noemen: Tati die (als Mr Hulot) een afspraak heeft in een groot kantoorgebouw en zijn weg moet vinden in een inefficiënt doolhof van cubicles en met hulp van personeel dat hem steeds maar enkele meters verder helpt of hem juist de verkeerde kant op lijkt te sturen. Briljant is de scène waarin Hulot in een nis en naast een heel lange gang voor een gesloten glazen deur moet wachten op een medewerker die met snelle kleine passen komt aangelopen en voor de kijker zichtbaar is vanaf de andere kant van de gang, maar die maar niet dichterbij lijkt te komen. Een prachtig spel met perspectief, en uiteindelijk weer een commentaar op moderne architectuur die niet lijkt te zijn gemaakt met praktische doelstellingen en voor menselijk gebruik. Ook de taakverdeling lijkt uit onnodig veel lagen en bureaucratie te bestaan. Fantastisch is ook de Mr. Bean-achtige scène – Rowan Atkinson heeft dit legendarische personage overduidelijk gebaseerd op Mr. Hulot – waarin Mr. Hulot “gevangen” is in een met glas omgeven wachtkamer en daar de eigenaardig piepende en “zuchtende” strakke fauteuils bestudeert door de zittingen en rugsteunen herhaaldelijk met zijn hand in te drukken; waarna ze steeds weer in hun oorspronkelijke staat terugploppen. De identiek uitziende zakenmannen, met regenjas, koffer en hoed, die in een rij opeen gedrukt bij de bushalte staan te wachten, en later als één man instappen, vormen ook een uniek en bijzonder beeld, net als de één van de laatste scènes van de film waarin het verkeer op een rotonde langzaam maar tegelijk bewegend ronddraaien, als een draaimolen op een kermis. Wanneer ze stil komen te staan is er een muntje in de parkeermeter voor nodig om ze weer in beweging te brengen. Verder zijn veel composities veelzeggend, met dezelfde auto’s op dezelfde manier naast elkaar geparkeerd, en ook de flatgebouwen aan de horizon die niet van elkaar te onderscheiden zijn en, zoals uit enkele reclameposters blijkt, er in elk land hetzelfde uitzien.
De strakke, zakelijke eerste helft van de film staat in schril contrast tot de chaotische en uiteindelijk levenslustige tweede helft van de film, die zich in een chique restaurant afspeelt, dat echter nog niet helemaal af is, en waar verschillende constructieve blunders ervoor zorgen dat het van een stijve uitgaansgelegenheid voor de happy few verandert in een stuif-es-in en anarchistische feesttent voor elke willekeurige inwoner van Parijs. Ook hier is veel te beleven, is er in elke hoek wel iets te zien, en zal het ongetwijfeld lonen om de film meerdere keren te bekijken, met steeds andere aandachtspunten. In eerste instantie lijkt dit gedeelte echter wel wat langdradiger en visueel minder boeiend te zijn dan de conceptueel fantastische eerste helft.
Natuurlijk is dit ook deels het punt van de maker, maar het komt allemaal wat rommelig over, met minder originele observaties, en veel herhalingen van grappen die vaak net wat minder sterk of scherp zijn dan in de zakelijke omgevingen van eerder in de film. Toch blijft ook deze episode de moeite waard, met een glazen deur die verbrijzelt, waarna de portier alleen de koperen deurpost open en dicht blijft doen om mensen binnen te laten; met een dronken klant die met kruk en al omvalt en in de omgekeerde kruk weer eenvoudig omhoog wordt gehesen; met metalen kroontjes op de rugleuningen van de stoeltjes, die vervolgens in de kleding of in de huid van de opzittende gedrukt blijven staan; en met – alweer – een erg onfunctioneel stukje architectuur in de vorm van een marmeren pilaar, waar mensen voortdurend tegenaan lopen of omheen moeten kijken. Maar er is nog veel meer te zien en op te merken, en vervolgens weer nog veel meer bij nieuwe kijkbeurten. En dit is ook precies wat Tati wil: dat we blijven kijken en ontdekken. Dat we de absurditeit, humor en mogelijkheden zien in de ons omringende wereld, en indien “nodig” de omgeving een handje helpen. De wereld is onze speeltuin en het speelkwartiertje is eindelijk aangebroken.
Bart Rietvink
Waardering: 4.5
Bioscooprelease: 4 april 1968
DVD- en blu-ray-release: 25 februari 2014