The Boy Who Plays on the Buddhas of Bamiyan (2004)

Regie: Phil Grabsky | 96 minuten | drama, documentaire

Waarover een (betrokken) documentairemaker bovenal moet beschikken is het vermogen om helemaal in een onderwerp op te gaan, of, wanneer mensen centraal staan, de personen en hun verhalen tot leven te laten komen. En welk onderwerp Phil Grabsky ook uitkiest – het leven en de impact van tijdloze componisten als Beethoven en Mozart, het lot van arme muziekstudenten in Angola, of, zoals in het geval van deze documentaire, het leven van enkele onfortuinlijke grotbewoners in Afghanistan – de filmmaker is vooral geïnteresseerd en bedreven in het menselijke verhaal en het is juist de band met de hoofdpersonen waardoor de kijker zo geboeid blijft. Afgezien van de interessante context natuurlijk.

Grabsky zou waarschijnlijk van elk willekeurig volk een interessant portret kunnen maken, maar Afghanistan is natuurlijk politiek-historisch een erg tot de verbeelding sprekend land. De vernieling van de grote boeddhabeelden werd wereldnieuws, maar de hele oorlog met de Taliban, die volgde op de verschrikkelijke gebeurtenissen op elf september 2001, is de laatste acht jaar nauwelijks uit de actualiteit geweest. Dit perspectief is echter nieuw. Grabsky laat af en toe wat nieuwsberichten horen – enkele statements van Blair over de oorlog in Afghanistan, bijvoorbeeld -, maar de kijker blijft toch vooral onderdeel uitmaken van dit ene gezin dat zijn toevlucht heeft moeten nemen tot grotten nabij de ruïnes. Ondanks toezeggingen van de regering dat er huizen zouden komen voor deze mensen, is dit er tot op heden niet van gekomen.

Het is mooi dat er geen alwetende, anonieme commentaarstem de kijker van informatie voorziet met betrekking tot het roerige verleden van Afghanistan, maar dat dit exclusief door de mensen zelf wordt gedaan. Misschien niet in eloquente volzinnen, maar volkomen begrijpelijk. De Russen werden bijvoorbeeld verslagen door Afghaanse strijders, wat nog steeds trots en geestdrift veroorzaakt bij de oude man die dit vertelt, maar toen de Afghanen aan de macht kwamen, ontstonden er zoveel groepen, die geen van alle elkaar wilden laten regeren. De Talibs (Taliban) zouden wel even orde op zaken stellen. Dit deden ze door iedereen die niet expliciet tot de groep behoorde, te vermoorden. Vrouwen, kinderen, niemand verdiende genade. Het zijn van moslim en respecteren van het heilige boek was niet genoeg. Je moest Sunni-moslim zijn, anders werd je over de kling gejaagd.

Mir, die normaal gesproken een bijdehante deugniet is, hoort dit allemaal met grote ogen en open mond aan terwijl hij met zijn vader over de dorre vlakten kijkt, waar vroeger veel gewassen groeiden en een bloeiende gemeenschap bestand. Hij is nu de grote, en vrijwel enige, hoop van zijn familie. Ze willen dat hij succesvol wordt in het leven, dus proberen hem goede normen en waarden bij te brengen en naar school te sturen. Mir wil zelf later leraar worden. Van beide kanten blijft er dus gelukkig, ondanks, de betreurenswaardige situatie, hoop bestaan. En een kind blijft een kind, waar hij zich ook bevindt. Dat is het mooie. Overal maken kinderen een spelletje van, en ze zorgen gewoon dat ze samen plezier hebben.

Amerikanen worden door de mensen daar als helden gezien, dus het tegenwoordig “populaire” beeld van Amerika als ongevoelige politieman van de wereld, die overal verfoeid wordt, klopt niet altijd en overal. Deze mensen zijn gewoon dolblij dat ze eindelijk af zijn van de Taliban en konden wel dansen van vreugde toen ze de Talibanstrijders met angstige blik in hun ogen zagen, omdat Amerikaanse vliegtuigen eraan kwamen. Het was desalniettemin wel nuttig, zo vertelt een man, om de lange witte tulbanden, die zo fijn hun oren bedekten tegen de kou, te vervangen door een subtielere sjaal, om vergissingen van de Amerikanen te voorkomen.

De arme Afghanen in de film worden niet op een voetstuk geplaatst of aan de hand gehouden door Grabsky. Hij toont ze gewoon hoe ze zijn. Dat betekent dat ze sympathiek zijn, maar ook veel kibbelen en elkaar vliegen afvangen. En Mir glimlacht veel en komt schattig over, maar kan zijn vriendjes ook een flinke mep verkopen. Maar daarvoor zijn het mensen, en kinderen, en komen ze des te authentieker over. Het zorgt ervoor dat de kijker zich prima kan identificeren met deze mensen die ondanks alles door blijven gaan, vertrouwen blijven houden in hun eigen regering, en de hoop hebben dat het allemaal nog wel goed komt. En dat hebben we samen met hen.

Bart Rietvink