The Young One–La Joven (1960)

Regie: Luis Buñuel | 95 minuten | drama | Acteurs: Zachary Scott, Bernie Hamilton, Key Meersman, Crahan Denton, Claudio Brook

‘The Young One’ (‘La joven’) is een spannende film. Niet omdat het per se een thriller is, maar omdat het gaat over een man die van een eiland af wil, maar dit niet voor elkaar krijgt. Verschillende dingen houden hem tegen: de schoonheid en onschuld van een Lolita-achtig meisje (Key Meersman, die na deze film nog één rol speelde en daarna schijnbaar van de aardbodem verdween), zijn dienstbare karakter en overlevingsdrang en wellicht een glimp van hoop op rust en acceptatie. Op het vaste land van Amerika is hij zijn leven niet zeker en het eiland is dan misschien een gevangenis, het kan ook zijn redding zijn. Toch voel je als kijker de hele tijd iets van: doe maar niet, ga maar liever gewoon weg.

Dit verhaal is een aanklacht tegen ’terloops’ racisme. Voor de volwassen mannen in de film, op de geestelijke na, is het gewoon een zwarte man ‘nikker’ te noemen en hem te zien als iets anders dan een ‘echt mens’. In het zuiden van Amerika is iemand als deze vluchtende klarinettist ten dode opgeschreven als een blanke vrouw hem van verkrachting beschuldigt, de kans op een eerlijke hoorzitting is nihil, want niemand is geïnteresseerd in de mening van een ‘minderwaardig beest’.

Buñuel schetst de jazzmuzikant gelukkig niet af als een onschuldig lieverdje, dat zou te makkelijk zijn. Hij komt wel degelijk voor zichzelf op en schuwt het niet anderen te bedriegen met een geweer en is duidelijk door de wol geverfd, al lijkt hij wel wat beter opgevoed dan zijn blanke seksegenoten. Als overigens blijkt dat hij in het leger heeft gezeten en de man die hem in eerste instantie belaagt ook, lijkt er even wat verzachting te komen in hun verhouding, hoewel het verschil blank versus zwart blijft.

Buñuel, die zelf weer meewerkte aan het script, zet een gelaagde film neer waarin oordelen voor de hand liggen maar uiteindelijk de nuance het wint en de kijker met een verward gevoel achterblijft. Want ondanks dat hij de controverse weer niet schuwt, heeft niemand in deze film, evenals in ander werk van de regisseur, het gelijk helemaal aan zijn kant en dat is precies wat Buñuels films zo fascinerend maken: het is altijd de onvolmaakte mens en zijn klungeligheid die regeert. Is racisme immers niet gewoon een hardnekkige uiting van angst door onwetendheid?

Een en ander is weer in de gebruikelijke, realistische en nuchtere reportagestijl gefilmd, die geen ruimte laat voor meer dan het verhaal en de boodschap. Toch ziet het er ondertussen allemaal prachtig uit. De zwart-wit beelden en de composities die Buñuel hiermee maakt doen hier en daar denken aan Akira Kurosawa (‘7 Samourai’, ‘Rashomon’, ‘Yojimbo’ uit de jaren vijftig en zestig), hoewel de overeenkomst met de Japanse grootheid nog het meest ligt in het feit dat zowel Kurosawa als Buñuel uitblonken in het portretteren van menselijkheid in zowel haar schoonheid als haar terloopse gruwelijkheid.

Arjen Dijkstra