Annie Hall (1977)

Regie: Woody Allen | 93 minuten | komedie, romantiek | Acteurs: Woody Allen, Diane Keaton, Tony Roberts, Carol Kane, Paul Simon, Shelley Duvall, Janet Margolin, Colleen Dewhurst, Christopher Walken, Donald Symington, Helen Ludlam, Mordecai Lawner, Joan Neuman, Jonathan Munk, Ruth Volner

Op het eerste gezicht een piepklein, lief, romantisch komedietje met het van Woody Allen bekende spervuur aan oneliners en fobieën, maar wat valt er veel te herkennen in ‘Annie Hall’. Noem een andere film die zowel ‘When Harry met Sally’ als ‘Donnie Darko’ heeft beïnvloed. De eerste film in vrijwel alles en de laatste toch zeker in de scènes bij de psychiater.

Allen’s genie voor het observeren en analyseren van de mens komt in zijn grote-doorbraakfilm helemaal tot zijn recht, in het hoge tempo van de neurotische wereldstad New York. En gedateerd? Wanneer man en vrouw elkaar ontmoeten begint het bij Allen met zinloze conversatie en eindigt het in bed. Is er in dertig jaar zoveel veranderd? Allen’s gepsychologiseer is in de eenentwintigste-eeuwse mens juist alomtegenwoordig.

De regisseur toont zich met ‘Annie Hall’ een meester in het efficiënt en origineel vertellen van een verhaal – de opkomst en ondergang van een liefdesrelatie – door zijn alter ego Alvy Singer zich af en toe tot de camera te laten richten, passanten op straat om commentaar te laten vragen en Annie Hall – de bijnaam en de moedersnaam van vertolkster Diane Keaton, met wie Allen in 1977 een relatie had – letterlijk mee te nemen naar zijn verleden. Werkt uitstekend in een genre dat wel een afwijkende aanpak kan gebruiken. Alvy en Annie zijn twee chaotische mensen die zich ondanks hun plotloze relatie erg bij elkaar op het gemak voelen, bij elkaar zijn omdat mensen nu eenmaal niet graag alleen zijn en zich moeilijk binden, dat soort – schijnbare – tegenstrijdigheden. Natuurlijk: hij houdt van nazi-films en zij niet; zij is bang voor spinnen en Allen’s personages zijn in staat dit soort details tot enorme proporties op te blazen, maar zij tonen er ons tegelijkertijd de kracht en feilbaarheid van de liefde mee, zonder dat het sentimenteel wordt.

Sentimentaliteit is de natuurlijke vijand van de humor en humor dan weer de belangrijkste eigenschap van Allen-films. Die is in ‘Annie Hall’ overdadig aanwezig, maar meestal onderhoudend en prikkelend. Wie het feit dat hypochonder Alvy is opgegroeid in een huis onder de achtbaan van Coney Island flauw vindt, zal wel nooit voor de humor van Woody Allen vallen; wie van de spraakwaterval zelf neurotisch wordt is waarschijnlijk te gelukkig om van zijn films iets op te hoeven steken. En wat je dan van ‘Annie Hall’ opsteekt? Iets over het gebruik van het stopwoordje ‘la-di-da’ in gesprekken (had zo in ‘Seinfeld’ gekund); dat masturbatie seks is met iemand waarvan je houdt. Lichtvoetige weetjes, maar alleen in een perfecte wereld zouden ze overbodig zijn; dat Diane Keaton overacteert uit klaarblijkelijke verliefdheid is dan weer de speling van het lot die de producten van een control freak als Woody Allen zo charmant imperfect kunnen maken.

Jan-Kees Verschuure