Daaaaaalí! (2023)
Regie: Quentin Dupieux | 78 minuten | drama, komedie | Acteurs: Anaïs Demoustier, Edouard Baer, Jonathan Cohen, Gilles Lellouche, Pio Marmaï, Didier Flamand, Romain Duris, Agnès Hurstel, Jean-Marie Winling, Marie Bunel, Éric Naggar, Catherine Schaub-Abkarian, Marc Fraize, Jérôme Niel
Zo onderhand mag het publiek wel weten wat voor films het, ‘Daaaaaali!’ is al weer de twaalfde, op het bordje krijgt van regisseur Quentin Dupieux van onder meer ‘Rubber’ (2010), ‘Deerskin’ (2019) en ‘Mandibles’ (2020). Het kan soms bijna oneetbaar zijn maar evengoed een smakelijke maaltijd, bijeen gesmeten als een Jackson Pollock schilderij. Dit keer is het onderwerp Salvador Dali, met natuurlijk de broodnodige komedie!
Uitleggen wat de plot is (de zes a’s in de titel staan voor de afzonderlijke acteurs die Dali vertolken in deze productie, waaronder veel vaste Dupieux-acteurs), is bijna onbegonnen werk en dit is eigenlijk niet het punt. Een film over één van de grote surrealisten heeft geen begin, midden en einde. Tot vervelens toe zal je de plot kwijtraken. Tegelijk is dat soms absurd hilarisch. Droomlogica regeert. Het moet de hemel voor Dupieux zijn geweest.
De ambitieuze Judith (Anaïs Demoustier), een journaliste, wil niks liever dan een interview met de wereldberoemde Dali. Salvador heeft hij inmiddels al laten vallen. Net voor het gesprek dommelt ze weg. Gelukkig ontwaakt een assistente haar en ziet ze Dali richting de hotelkamer lopen om daar het interview af te nemen. Dit loopje duurt een eeuwigheid, alsof de gang blijft uitdijen in plaats van dat de rasse schreden van de kunstenaar hem dichterbij brengen. Tussendoor neemt de film geitenpaadjes, zoals de sullige voorgeschiedenis van Judith en dat de grote kunstenaar aan een schilderij bezig is die in wezen al af is.
Wanneer de grote meneer met wandelstok eenmaal in de volgens hem erbarmelijk gedecoreerde hotelkamer is gearriveerd, vraagt hij de journaliste of er een camera is. Judith legt hem hakkelt uit dat ze van de schrijvende pers is. Beledigd breekt de grote man onmiddellijk het interview af. Hier is hij niet helemaal voor uit zijn atelier gekomen en in derde persoon maakt hij Judith meer dan duidelijk dat een geschreven stuk voor een of ander onbenullig tijdschrift beneden alle stand is van de grote ‘Daaaaaali!’.
Maar Judith geeft niet op. Het is immers haar droom om de kunstenaar te interviewen en het zou een fabuleuze start van haar loopbaan zijn. Ze zorgt voor een camera en probeert Dali weer te strikken. Intussen is hij met belangrijkere zaken bezig, zoals middagdutjes en pogingen om het penseel weer op te pakken. Hij wijst Judith dan ook tot in den treuren af en raakt afgeleid door een droom van een lokale priester. Mocht je ergens de draad kwijt zijn, geen nood. Laat enige vorm van coherentie los en laat je meevoeren met Dupieux’ filmdroom over Dali.
Waar staat ‘Daaaaaali!’ in Dupieux’ oeuvre? Boven, onder, zijwaarts of achterwaarts na een backflip? Betekenis van woorden waren voor Dali oneindig open en speels. De grote grap is, alles mag op zijn kop, er zijn geen spelregels. Dit is ook wat Dupieux in de geest van Dali met zijn guitig absurde werkjes voor ogen heeft. Je mag, nee, je moet zelfs Dali opnieuw uitvinden want wat je ook doet het blijft een klein addendum op de man zelf. Dus waar je de film ook plaatst, dromen, de sterrenstof van de geest, dwarrelen zelfgenoegzaam zonder enig doel rond.
Het zou een ideale combinatie moeten zijn tussen de Franse filmabsurdist en één van de, hoewel niet omstreden, meesters van het surrealisme. Echter ergens blijft Dupieux steken tussen ‘I’m Not There’ (Todd Haynes, 2007), waarin verscheidende acteurs in verschillende levensstadia Bob Dylan spelen, lichte anarchie en navelstaarderij. Het is meer een flatterende en geinige beeldpuzzel dan uitdagende heiligschennis. Ja, in wezen is hij, een kunstenaar met hoofdletter ‘k’, onkenbaar. Maar was het niet verrassender geweest als Dupieux een keer met een conventioneler aanpak op de proppen was gekomen?
Wat als Luis Buñuel onder invloed van zijn samenwerkingen met Dali, ‘Un chien andalou’ (1927) en ‘L’âge d’or’ (1930) als aanjagers van de surrealistische kunststroming, zich had afgevraagd: valt zijn collega te vatten in een film? Afgaand op Dupieux’ poging zou je zeggen van niet. Toch blijft dit werk geestig en wagen steeds meer filmmakers de sprong in Dali-verse.
Roy van Landschoot
Waardering: 3.5
Bioscooprelease: 22 augustus 2024